Een man vraagt op 14 mei 2024 bij Achmea-label Attens een offerte aan voor het oversluiten van zijn hypotheek. Een dag later heeft hij het renteaanbod binnen, plus de vraag of hij documenten wil aanleveren, waaronder zijn aangifte inkomstenbelasting. Hij verzamelt de documenten en op 17 mei uploadt hij de stukken.
Reeks aanvullende verzoeken
Vijf dagen later meldt Attens zich weer, want voor de beoordeling heeft hij meer documenten nodig. Waaronder: het eigendomsbewijs van de huidige woning, het echtscheidingsconvenant, het echtscheidingsvonnis en de akte van scheiding en deling van een voorgaande woning.
Het is maar goed dat de man vakantie heeft; hij voorziet de geldgever weer van de stukken. Maar daarmee zijn we er nog niet: weer vijf dagen daarna verzoekt Attens om een bewijs voor de belasting met hypotheek wat betreft twee kadastrale objecten op zijn naam. De verstrekker vraagt en passant opnieuw de IB-aangifte op.
Daarna komen er nog meer verzoeken binnen. Eerst om aanvullende gegevens omdat de loonstrook en werkgeversverklaring niet met elkaar overeenkomen. Daarna om de jaarcijfers van 2022 van een
onderneming van de man. En tot slot (op 31 mei) om recente cijfers van die onderneming. Op 7 juni is het zover: Attens komt met een bindend aanbod.
Alles goed en wel, maar zijn al die documenten wel nodig, vraagt de man zich af. En kunnen die dan niet gelijktijdig worden opgevraagd? Hij vraagt bij Attens na waarom ze al die verschillende stukken opvroeg en krijgt daar ook antwoord op.
Proces onjuist ingericht
Hij is echter niet tevreden en dient een klacht in bij Kifid. Hij vindt dat het hypotheekacceptatieproces onjuist is ingericht. De hoeveelheid documenten die is opgevraagd wijkt namelijk af van wat andere kredietverstrekkers opvragen, dus is daarmee niet gebruikelijk.
Hij heeft in totaal 24 stukken moeten aanleveren, waarbij Attens op vijf afzonderlijke momenten om aanvullende documentatie vroeg. Wat de klant betreft is het hypotheekacceptatieproces onzorgvuldig en hij voelt zich bovendien wantrouwend benaderd.
Nalatig en onzorgvuldig
Het eigendomsbewijs, het echtscheidingsconvenant, het echtscheidingsvonnis en de akte van scheiding en deling had Attens meteen al op kunnen vragen, betoogt de huizenkoper. Daarnaast moest hij documenten aanleveren die helemaal niet nodig waren, mits Attens zelf wat onderzoek had gedaan.
Hij moest bijvoorbeeld bewijs aanleveren voor het niet bestaan van een hypotheek op twee objecten. Bewijzen dat iets er niet is, is over het algemeen vrij lastig. Een aflossingsnota van een eerdere
lening opvragen was ook overbodig als Attens het Kadaster had geraadpleegd. En in het handelsregister is zo te zien dat een voormalige onderneming is opgeheven.
Attens woog dus niet zorgvuldig af welke documenten écht nodig waren. De man wil daarom dat de geschillencommissie oordeelt dat Attens handelde in strijd met de wet en beleidsregels. Ook wil hij onder meer dat Attens nalatigheid erkent en een vergoeding betaalt voor de gemaakte extra kosten voor de hypotheekadviseur.
Vrijheid om zoveel stukken te vragen als je wilt
Of de man er in beginsel vanuit ging dat zijn zaak echt kans maakte of niet: Kifid wijst de klacht af. Een kredietverstrekker mag in beginsel zelf bepalen of en onder welke voorwaarden ze een overeenkomst sluit of wijzigt. Ze mag dus ook zelf bepalen welke stukken ze van de consument nodig heeft om een aanvraag te kunnen beoordelen.
Alleen als de wet wordt geschonden of als de contractsvrijheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wordt gebruikt, kan die vrijheid worden beperkt. "De commissie past de nodige terughoudendheid toe bij een beroep op de beperkende werking
van de redelijkheid en billijkheid."
Verwijzing naar Wft voldoende
Attens schermt in haar verweer met de Wft, die vereist dat de geldverstrekker moet beoordelen of het verstrekken van een krediet verantwoord is. Om een compleet beeld te krijgen van de potentiële klant moet ze daarom documenten opvragen.
"De commissie is van oordeel dat de kredietverstrekker met deze toelichting voldoende heeft onderbouwd waarom bepaalde documenten zijn opgevraagd in het hypotheekacceptatieproces van de consument. Dat de consument zelf van mening is dat de kredietverstrekker deze documentatie niet nodig had, doet daar niets aan af."
Attens heeft gehandeld binnen haar contracts- en beleidsvrijheid, concludeert de geschillencommissie. "Dat de consument bij een andere kredietverstrekker minder documenten hoefde aan te leveren en minder vaak om aanvullende documenten is gevraagd, is voor dat oordeel niet van belang."
Geen handelspraktijk
De klacht dat Attens onjuiste en misleidende informatie verstrekte, verklaart Kifid eveneens ongegrond. Niet vermelden dat bij een desktoptaxatie alsnog een kopie eigendomsbewijs nodig is, is geen misleiding op grond van artikel 6:193c van het Burgerlijk Wetboek, want dat artikel gaat alleen over handelspraktijken. "Een handelspraktijk is een handeling die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan de consument en daarvan is in dit geval geen sprake."
Kifid is in de bindende uitspraak overigens niet volledig doof voor de bezwaren van de man: "De commissie sluit niet uit dat het hypotheekacceptatieproces efficiënter uitgevoerd had kunnen worden, maar dit betekent niet dat de kredietverstrekker in strijd met de [...] genoemde rechtsregels* heeft gehandeld. Het staat hem vrij om daarin een eigen werkproces te hanteren. Daartegenover stond het de consument vrij om de aanvraag bij een andere kredietverstrekker in te dienen."
Geen algemeen oordeel over werkwijze
Over de werkwijze van de kredietverstrekker mag Kifid geen algemeen oordeel vellen. Daarom gaat de geschillencommissie niet in op de vordering dat het hypotheekacceptatieproces wordt aangepast. Ook de vraag hoe vaak een acceptant vragen mag blijven stellen blijft onbeantwoord.
*de bedoelde rechtsregels zijn artikel 6.2 van het BW, dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid toepast op gedrag en afspraken tussen schuldeiser en schuldenaar, en artikel 6.193 van het BW, over oneerlijke en misleidende handelspraktijken.