Feit of fabel? Verjaart een vordering op een verzekeraar na drie jaar?

Feit of fabel? Verjaart een vordering op een verzekeraar na drie jaar?
Verjaart een vordering op een verzekeraar na drie jaar?

Als een klant schade heeft geleden, en hij is daarvoor verzekerd, dan wil hij natuurlijk ook zo snel mogelijk een schadevergoeding ontvangen. Het kan voorkomen dat de verzekeraar een betaling voor de schadevergoeding heeft aangekondigd, maar dat die betaling toch op zich laat wachten. In zo'n situatie moet rekening worden gehouden met de verjaringstermijnen bij verzekeringen. De algemene regeling voor verjaring bij een rechtsvordering tot schadevergoeding is vijf jaar. Geldt die termijn ook bij verzekeringen?

Verzekeraar De Vereende brengt ook dit jaar weer een uitgebreide serie 'Feit of fabel'. De eerste in 2022 is: Verjaart een vordering op een verzekeraar na drie jaar?

Verjaring

Om ervoor te zorgen dat iemand na een bepaalde tijd niet langer kan worden geconfronteerd met oude vorderingen zijn er bepalingen over ‘verjaring’ in het leven geroepen. Met verjaring wordt bedoeld dat na verloop van de tijd een bepaalde vordering door de eiser niet langer (in rechte) opeisbaar is.

Drie of vijf jaar?

Artikel 3:307 Burgerlijk Wetboek (BW) regelt de verjaring voor de nakoming van een overeenkomst:

Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden”.

Artikel 3:310 BW regelt de verjaring voor een rechtsvordering tot vergoeding van schade:

Een rechtsvordering tot vergoeding van schade of tot betaling van een bedongen boete verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt of de boete opeisbaar is geworden.”

In beide gevallen geldt dus een verjaringstermijn van vijf jaren. Zo was dat oorspronkelijk ook bij de verzekeringen:

  • Tot 1 januari 2006 waren de algemene regels van boek 3 BW van toepassing. Een verjaringstermijn van vijf jaar.
  • Per 1 januari 2006 is dit gewijzigd naar een verjaringstermijn van drie jaar. Werd de dekking afgewezen dan was de verjaringstermijn zes maanden. Deze verjaringstermijnen gingen in op de dag nadat de verzekeraar de aanspraak had erkend of bij aangetekende brief ondubbelzinnig had afgewezen onder ondubbelzinnige vermelding van de gevolgen.
  • Per 1 juli 2010 is de regeling wederom gewijzigd en is de zes maanden termijn komen te vervallen. Daarnaast is het vereiste van een aangetekende brief en de ondubbelzinnige vermelding van de gevolgen vervallen.
Het staat de verzekeraar natuurlijk altijd vrij om ook na de verjaringstermijn toch te betalen, maar de wettelijke verplichting ontbreekt”

Op grond van artikel 7:942 lid 1 BW geldt nu:

Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden”.

De termijn van drie jaar begint hierbij te lopen vanaf de dag dat er sprake is van:

  • opeisbaarheid; en
  • de tot uitkering gerechtigde bekend is geworden met die opeisbaarheid.

Stel een verzekerde heeft schade aan zijn woning maar laat de schade nog niet herstellen. De verzekeraar betaalt 80% van de schade. En geeft daarbij aan dat het restant wordt betaald als verzekerde de woning daadwerkelijk laat repareren en de benodigde facturen van die reparatie door verzekeraar zijn ontvangen. Vanaf de dag van deze mededeling van de verzekeraar is de vordering voor het restant opeisbaar. Vanaf dat moment heeft verzekerde, volgens de wettelijke regeling, dus 3 jaar de tijd om de benodigde facturen in te dienen en de restantvordering op te eisen.

Gebeurt dat niet? Dan is de vordering op grond van de wet verjaard. Het staat de verzekeraar natuurlijk altijd vrij om ook na de verjaringstermijn toch te betalen, maar de wettelijke verplichting ontbreekt op dat moment.

Verjaring in de WAM

Ook de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) kent een verjaringstermijn van drie jaar. In artikel 10 WAM lid 1 staat vermeld:

Een uit deze wet voortvloeiende rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar te rekenen van het feit waaruit de schade is ontstaan”.

Op grond hiervan kan een benadeelde, vanaf het moment van het ongeval met het motorrijtuig, drie jaar lang gebruik maken van zijn rechtstreeks vorderingsrecht op de WAM verzekeraar. In artikel 10 WAM lid 2 en 3 worden nog enkele uitzonderingen op deze hoofdregel benoemd.

Daarnaast blijft er voor de benadeelde altijd de mogelijkheid om de schade rechtstreeks op de veroorzaker te verhalen. Die termijn is dan wel weer vijf jaar.

Stuiting

Om verjaring te voorkomen, moet een vordering dus op tijd kenbaar gemaakt worden en worden opgeëist. De verjaringstermijn kan worden ‘verlengd’ als er sprake is van stuiting.

Stuiting is een onderbreking van de geldende verjaringstermijn waardoor de verjaringstermijn opnieuw begint te lopen. Op grond van artikel 7:942BW geldt dat de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op een uitkering aanspraak wordt gemaakt. De nieuwe verjaringstermijn (ook weer van drie jaar) begint dan te lopen als de verzekeraar of de aanspraak erkent, of deze per aangetekende brief ondubbelzinnig afwijst.

Feit of fabel?

De stelling: “Een vordering op een verzekeraar verjaart na drie jaar’ is dus gezien het artikel 7:942 BW een feit. Hoewel de daadwerkelijke termijn door stuiting aanzienlijk langer kan worden.

Dit is een partnerartikel van De Vereende / Bekijk hier meer artikelen …

Lees ook: