Volgens Harrie-Jan van Nunen, directeur van VCN HypotheekService, is het antwoord op die vraag vooral afhankelijk van in hoeverre het ministerie van Financiën de voorgestelde wijzigingen voor de leennormen voor 2024 ook daadwerkelijk doorvoert.
Huidige systematiek: flinke impact
Binnen de huidige systematiek zou de wegingsfactor oplopen, van 0,35 procent naar 0,55 procent van de oorspronkelijke studieschuld. Lees: hogere lasten en dus een lagere leencapaciteit. Bij een studieschuld van twintigduizend euro betekent dit dat een student nogmaals achtduizend euro minder kan lenen, rekent Van Nunen voor.
Een beeld dat ook uit verschillende berekeningen van Dennis van Lieshout, bestuurslid van Freek Hypotheek, naar voren komt. “Het scheelt nou ook weer niet de wereld, maar het is wel weer een duit ‘úít het zakje’ van de student”, omschrijft Van Lieshout het.
Nieuwe systematiek erg complex
De impact van de rentestijging binnen de nieuwe systematiek valt minder eenvoudig te duiden. Die kán meevallen voor studenten die al aan het aflossen zijn. Vanaf 2024 wil men uitgaan van de werkelijke maandlast; niet de initiële studieschuld meer dus.
Het ministerie van Financiën is voornemens om te gaan werken met bruteringen: een opslag bovenop de werkelijke maandelijkse lasten, afhankelijk van de hoogte van de hypotheekrente. Van Nunen: “Met de huidige rentestanden zou dat een factor van 1,3 zijn.”
Voor de student die in 2024 begint met aflossen betekent dat: én meer rente én een opslag. “Gelukkig zit er in de annuïteit nog wel een demping ingebouwd”, nuanceert Van Nunen enigszins.
Maar de vraag is of die brutering er überhaupt wel komt. Uit de consultatie wijzigingsregeling hypothecair krediet 2024 blijkt namelijk dat veel partijen die te ingewikkeld vinden voor de minimale impact die het heeft op de aan te vragen hypotheek.
Van initiële schuld naar werkelijke maandlasten, een hogere rente dus wegingsfactor, al dan niet bruteren: de daadwerkelijke impact van de rentestijging is op dit moment nog moeilijk te overzien, zo lijkt het.
Misverstanden in collectief geheugen
Van Lieshout (Freek) ziet binnen zijn advieskantoor hoe oneerlijk het meenemen van de studieschulden wordt ervaren. Het resultaat van een zwalkend beleid vanuit de overheid volgens hem, maar ook iets wat onjuist in het collectieve geheugen terecht is gekomen.
Van Lieshout: “Er is nóóít een ministerieel document gevonden waarin staat dat de studielening gegarandeerd tegen nul procent rente zou zijn. Terwijl men meent dat dit de studenten toen wél is toegezegd. Maar dat klopt niet. Hetzelfde omtrent het niet hoeven meenemen van de studieschulden bij het aanvragen van een hypotheek. In 2013 is ook al door de toezichthouder gezegd ‘we moeten wel met die studieschulden gaan rekenen’."
Misverstand op misverstand dus. Van Lieshout: “Maar goed, die groep studenten die tussen die basisbeurzen inzit, wordt natuurlijk wel heel hard aangepakt.” En kiest er daarom nog steeds veelvuldig voor om de studieschuld maar te verzwijgen. Iets wat nog steeds mogelijk is, bleek ook uit onderzoek van AM.
Mindere leencapaciteit draagt door
Ex-studenten komen met een verminderde leencapaciteit de woonmarkt op. Een leencapaciteit die met het voornemen om in 2024 de leennormen aan de energielabels te koppelen, alleen maar verder daalt. Van Nunen: “Vijf- tot tienduizend euro, los van de jaarlijkse daling als gevolg van de inflatie.” Een opeenstapeling van dalingen dus.
“Voor hen blijven dan alleen nog woningen met een slechter energielabel over. Ze mogen dan wel weer extra lenen om te verduurzamen (afhankelijk van energielabel maximaal twintigduizend euro, red.), maar ik vraag me af of ze daarmee voldoende kunnen investeren om van de voordelen te profiteren."
En zo bevind je je als student en starter plots in de hoek waar de klappen vallen. Van Nunen: “Een studieschuld, hogere rentes, lagere energielabels, een lagere leencapaciteit; ik snap de uitspraak wel dat ze denken dat ze nooit meer iets kunnen gaan kopen.”
Rol financieel adviseur
‘Bezint eer ge begint’ aan lenen bij DUO dus. Van Lieshout: “DUO zou moeten gaan kwantificeren wat voor impact iemands lening heeft. ‘Op basis van de huidige leennormen is dit het effect van deze lening op je leencapaciteit later’.”
Van Nunen bezigt woorden van gelijke strekking, maar ziet ook een rol voor de financiële sector weggelegd. “Als je als financieel adviseur vertelt welke bedragen hier precies achter zitten, dan zien studenten plots water branden. Als wij dit niet benoemen, hoezo gaan we er dan vanuit dat een student deze impact zelf wél overziet?”