Het draait in de zaak om een Amsterdams modebedrijf dat in het verleden een lening voor het bedrijfspand had gesloten bij WestlandUtrecht (nu ING) tegen Euribor-tarief. Hierbij wordt het rentepercentage gekoppeld aan de gemiddelde rente die Europese banken elkaar berekenen. Omdat de Euribor-rente de afgelopen jaren zo sterk daalde, verhoogde ING het opslagpercentage in 2014 van 1,7% naar 3,1%. Hierdoor moest de mode-ondernemer de afgelopen jaren tienduizenden euro's meer aan hypotheeklasten betalen.
Het bedrijf ging in verweer tegen de verhoging en wijst erop dat er in de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet wordt gesproken over een mogelijke opslag van het risicopercentage. ING stelt zich echter op het standpunt dat risico-opslagen bij Euribor-hypotheken gebruikelijk zijn en dat het modebedrijf dit als 'professionele partij' had kunnen weten. De rechter veegt de argumentatie van ING op beide punten van tafel, zet een streep door de verhoging van het risicopercentage en verplicht de bank tot het terugbetalen van de teveel betaalde maandlasten.
Tegenover het Financieele Dagblad stelde een woordvoerder van de bank eerder deze week dat ING vrijwel zeker in beroep gaat tegen de uitspraak. De bank vreest dat de uitspraak een precedentwerking heeft voor andere klanten die in het verleden ook een Euribor-lening hebben gesloten.