Maak kennis met Actualiteiten Pensioen & Financieel toezicht
De pensioensector wordt met steeds complexere thema's geconfronteerd. Er is het afgelopen jaar een diversiteit aan ontwikkelingen met betrekking tot pensioentoezicht geweest.
De pensioensector wordt met steeds complexere thema's geconfronteerd. Er is het afgelopen jaar een diversiteit aan ontwikkelingen met betrekking tot pensioentoezicht geweest.
Op 17 juni 2015 hebben Kamerleden Nijboer en Vermeij Kamervragen aan minister Dijsselbloem gesteld over investeringen door pensioenfondsen in private equityfondsen. Die vragen zagen in het bijzonder op de kosten die de private equityfondsen in rekening brengen en de winstinhouding. Een belangrijk onderwerp, nu alleen al uit onderzoek van de AFM is gebleken dat een structurele kostenverlaging in verhouding tot een fors hoger collectief pensioenvermogen kan leiden. Op 2 september 2015 heeft Dijsselbloem op deze Kamervragen gereageerd.
Afgelopen zomer hebben alle pensioenfondsen met een beleidsdekkingsgraad beneden het vereiste eigen vermogen een herstelplan moeten indienen. Het betreft hier 155 pensioenfondsen. Met bijzondere aandacht is naar deze herstelplannen gekeken, omdat dit het eerste herstelplan is onder het nieuw Financieel Toetsingskader (nieuw FTK). Over dit nieuw FTK zijn verschillende bijdragen op dit kennisportal verschenen. Welk beeld laten de herstelplannen zien?
Recent heeft PFZW aangekondigd bezig te zijn met een netto ouderdomspensioenproduct. Ook andere pensioenfondsen zijn hier momenteel serieus mee bezig. Specifiek bij nettopensioenregelingen van pensioenfondsen gelden bijzondere aandachtspunten. Wanneer het gaat om bedrijfstakpensioenfondsen (in plaats van ondernemingspensioenfondsen) zijn er zelfs aanvullende aandachtspunten. Sommige aangestipte aandachtspunten zijn achterhaald, andere punten blijken binnen de context van de Pensioenwet en Besluit uitvoering Pensioenwet niet helemaal juist te zijn. Geldt er bijvoorbeeld nu wel of niet een verplichte werkgeversbijdrage in nettopensioen van minimaal 10%? En hoe werkt dit door ten opzichte van werknemers die niet wíllen deelnemen in een nettopensioenregeling? Een andere belangrijke vraag is hoe we de vrijwilligheid moeten opvatten, zowel vanuit het perspectief van de werknemer als de werkgever. Moet de werkgever bijvoorbeeld dispensatie vragen van een nettopensioenregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds en zo ja, voorziet het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 (Vrijstelingsbesluit) in deze dispensatiemogelijkheid? Op deze vragen wordt in onderhavige bijdrage ingegaan.
Moet een oudere werknemer een stap terug doen voor jongere collega's? Deze vraag lag voor in een recent arrest van het gerechtshof Amsterdam (link JAR 2015/184). Op grond van artikel 3 aanhef en onder c Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbla) is het verboden onderscheid te maken op grond van leeftijd bij het aangaan en beëindigen van een arbeidsovereenkomst. Dit verbod wordt opgeheven indien het onderscheid objectief is gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dit doel passend en noodzakelijk zijn (artikel 7 lid 1 aanhef en onder c Wgbla).
Pensioenfondsen moeten voldoen aan een financieel toetsingskader (FTK), welk kader onder andere verwoord staat in de Pensioenwet en het Besluit FTK. Zo zijn er regels geformuleerd over de minimale hoogte van de premie, het (minimaal) vereist eigen vermogen, hoe te handelen bij een reserve- en dekkingstekort en het beleggingsbeleid. Deze regels hebben steeds als insteek het daadwerkelijk kunnen waarmaken van de pensioentoezeggingen die aan deelnemers gedaan zijn. Het 'oude' FTK leidde in de praktijk in toenemende mate tot knelpunten, die onder andere resulteerden in abrupte, omvangrijke kortingen van de pensioenaanspraken en -uitkeringen, hogere pensioenpremies en het regelmatig uitblijven van indexaties. Het per 1 januari 2015 geldende nieuw FTK (nFTK) beoogt deze knelpunten weg te nemen. In deze bijdrage volgt per thema een overzicht van de belangrijkste, nieuwe toezichtkaders.
De rechtbank Gelderland besliste op 5 november 2013 dat alleen het bovenmatige deel van een pensioenaanspraak belast is als een pensioenregeling niet tijdig is aangepast aan gewijzigde wetgeving. Hoewel de Belastingdienst niet in beroep is gegaan tegen deze overweging, is zij het hier niet mee eens. In <i>Vraag & Antwoord <a href="http://www.dzw.gr/a9111">15-006</a></i> van 28 juli 2015 wordt opgemerkt dat de Belastingdienst deze overweging niet als richtsnoer hanteert.
Wanneer een verzekerde een beroep doet op de polisdekking, moet de verzekeraar ervan uit kunnen gaan dat hij alle informatie van verzekerde krijgt die nodig is om te kunnen beoordelen of er recht is op uitkering. Wanneer het vermoeden bestaat dat er sprake is van fraude door verzekerde, zal de verzekeraar dit moeten bewijzen. Daarbij kan een observatieonderzoek - waarbij de verzekeraar verzekerde laat volgen tijdens zijn dagelijkse activiteiten - helpen. Een dergelijk onderzoek moet aan een aantal vereisten voldoen omdat anders de resultaten hieruit buiten beschouwing worden gelaten door de rechter, zo blijkt uit de rechtspraak. Het arrest <a href="http://www.dzw.gr/9bfd7">hof 's-Hertogenbosch 21 juli 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:2770)</a> is een voorbeeld van een zaak waarin een observatieonderzoek gerechtvaardigd werd bevonden.
De bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering, of Directors & Officers liability-verzekering ('D&O-verzekering'), biedt dekking tegen het risico dat bestuurders lopen om door (aanzienlijke) claims van derden en/of van de vennootschap geraakt te worden in hun privévermogen. Hoewel de dekking die deze verzekering biedt in beginsel ruim is ('claims resulting from a wrongfull act'), biedt deze verzekering niet voor iedere vorm van aansprakelijkheid dekking. Zo komt het dikwijls voor dat beroepsaansprakelijkheid (de aansprakelijkheid voor het tekortschieten ten aanzien van een contractuele verplichting of een zorgplicht jegens een derde) uitgesloten is van dekking. De achterliggende is vaak simpelweg dat het erg moeilijk is voor de verzekeraar om het risico voor contractuele aansprakelijkheid jegens derden in kaart te brengen en te dekken. Uit
In het <a href="http://www.dzw.gr/a1285" target="_blank">arrest van 10 juli 2015</a> heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd dat de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW doorwerkt in de regresverhouding tussen verzekeraars, op dezelfde manier als dat zou gelden in de verhouding tussen de verzekerden. Dat geldt ook als de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde.