Negatieve rente kan bij renteswap tot extra verplichting leiden
Negatieve rente betekent hoge negatieve waarde renteswap
Negatieve rente betekent hoge negatieve waarde renteswap
Artikel 7:942 (oud) BW zoals dat gold tot 1 juli 2010 moet zo worden uitgelegd dat alleen dan een nieuwe verjaringstermijn van 6 maanden gaat lopen indien de verzekeraar de aanspraak per aangetekende brief afwijst en daarbij ondubbelzinnig vermeldt dat een verjaringstermijn van 6 maanden gaat lopen. Dit geldt zowel voor een eerste als een latere afwijzing. Dit oordeel van de Hoge Raad is terug te vinden in <a href="http://www.dzw.gr/b5b5f">het arrest</a> van 26 februari 2016.
De Tweede Kamer heeft op 8 maart 2016 de laatste van de vier benodigde wetten aangenomen om digitaal procederen mogelijk te maken. Het gaat om de <a href="http://www.dzw.gr/65273">Invoeringswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen</a>.
In de media is de afgelopen periode aandacht besteed aan de gevolgen van een betalingsachterstand van de werkgever bij een pensioenverzekeraar. Daarbij is de indruk gewekt dat deelnemers van zo'n betalingsachterstand de rekening gepresenteerd kunnen krijgen. Hoe zit dit exact? Mag een verzekeraar bijvoorbeeld "zomaar" de pensioenpolis premievrij maken als gevolg van een betalingsachterstand? In hoeverre moet hierbij ook nog rekening worden gehouden met de belangen van de deelnemers? En tot slot: wat is de rol van het UWV hierin, op een moment dat een werkgever na het ontstaan van zo'n betalingsachterstand alsnog failliet raakt?
Op 29 januari 2016 heeft minister Plasterk (Binnenlandse Zaken) een reactie toegezonden op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de doelmatigheid van pensioengelden in de collectieve sector (en in het bijzonder binnen de publieke sector). Dit onderzoek is vervat in een commissierapport <i>"Eenvoud loont"</i> van juni 2015. In het rapport en de reactie hierop wordt ingezoomd op o.a. de governancestructuur bij de pensioenregeling binnen de publieke sector, de wijze waarop deze pensioenregeling wordt vastgesteld en de knelpunten die hieruit ontstaan in relatie tot het overleg tussen sociale partners op verschillende sectorniveaus. Ook wordt in het rapport ingegaan op de beheersbaarheid van de pensioenpremies voor overheidswerkgevers. Hoewel er geen concrete pensioenwijzigingen in de reactie van Plasterk aangekondigd worden, blijkt hieruit wel dat de pensioenregeling voor overheidswerkgevers de komende tijd tegen het licht gehouden wordt door middel van vervolgstudie en overleg met betrokken partijen. Het is zeer wel mogelijk dat de toekomstige inrichting van het pensioenoverleg in de publieke sector zal veranderen ten opzichte van de huidige situatie die immers verschillende knelpunten heeft blootgelegd.
Het komt nog wel eens voor dat een pensioenfonds in een pensioenreglement opneemt dat bij een groot leeftijdsverschil (van bijvoorbeeld 10 jaar) tussen de deelnemer en de jongere partner in geval van overlijden van de deelnemer een korting op het partnerpensioen wordt toegepast. Zonder die korting zou de jongere partner als gevolg van het leeftijdsverschil veelal een hoger pensioen hebben ontvangen (en daardoor meer financiële lasten voor het pensioenfonds genereren) in vergelijking tot partners van deelnemers waar een minder groot leeftijdsverschil geldt. Met het oog op het niet teveel belasten van de solidariteit binnen een fonds hebben sommige pensioenfondsen daarom besloten deze kortingsregeling te introduceren. In het verleden hebben de Commissie Gelijke Behandeling en verschillende rechters zich hierover uitgelaten. Deze oordelen liepen echter zodanig uiteen, dat onlangs bij de Hoge Raad cassatie in het belang der wet tegen een arrest van het hof is ingesteld. Deze bijdrage zal ingaan op het oordeel van de Hoge Raad van 18 december 2015.
IT-risico's zijn aan de orde van de dag. In het bijzonder bij pensioenfondsen en pensioenuitvoeringsorganisaties zijn de risico's op financiële schade en reputatieschade enorm. Denk hierbij niet alleen beveiligingsinbreuken (zoals hacks), maar ook aan (langdurige) uitval van systemen, waardoor bijvoorbeeld uitbetalingen niet meer tijdig plaats kunnen vinden.
de Doorwerknemer! Misschien voor een aantal werknemers lastig voor te stellen, maar er zijn werknemers die ook na het bereiken van de AOW-leeftijd willen blijven doorwerken. Sterker nog, dat aantal blijkt toe te nemen. Op het eerste oog lijkt de WWZ dat te ontmoedigen, hoewel een aantal maatregelen uit de WWZ het doorwerken juist stimuleert. De Wet doorwerken na de AOW-leeftijd probeert de Doorwerknemer en werkgever hierin nog meer te stimuleren.
De meeste particuliere verzekeringen worden tegenwoordig telefonisch of via internet afgesloten. Dat geldt zeker ook voor autoverzekeringen. Deze verzekeringen kunnen dan ook op elk willekeurig tijdstip worden aangevraagd en gewijzigd. In het RDW-register, waaruit derden kunnen afleiden waar een bepaald motorrijtuig WAM-verzekerd is, wordt echter slechts de ingangsdatum en niet ook het ingangstijdstip van de verzekering vermeld. Leidt dat ertoe dat het WAM-risico gedurende de gehele ingangsdatum verzekerd is en de WAM-verzekeraar over de uren vóór het ingangstijdstip dus een 'voorrisico'<i> </i>loopt? De rechtbank Den Haag heeft die vraag onlangs ontkennend beantwoord.
Het niet tijdig openbaar maken van de jaarrekening leidt niet zonder meer tot aansprakelijkheid van de bestuurder. Weliswaar bestaat een onweerlegbaar bewijsvermoeden van onbehoorlijke taakvervulling, maar het bewijsvermoeden tussen de onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement kan weerlegd worden. De Hoge Raad heeft dit nog eens bevestigd in zijn uitspraak van 12 februari 2016.