De AFM rept van een periode van 1 juli 2008 tot 5 december 2008 waarin in totaal drie overtredingen werden begaan. Een klant kreeg een krediet van € 12.380, terwijl € 10.600 toegestaan was, een overkreditering van € 2.230. In het tweede geval ging het om een overkreditering van € 3.050, omdat MBFS € 6.950 verstrekte waar € 3.050 was toegestaan. In het derde en laatste geval maakte MBFS het het bontst, door een krediet van € 11.000 te verstrekken aan een klant aan wie geen enkel krediet verstrekt mocht worden.
Verweer
MBFS verweerde zich door te stellen dat de AFM niet bevoegd is om te bepalen dat de gedragscode van de VFN, de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland, tot wet gemaakt mag worden. Daarnaast stelt de kredietverstrekker dat de overtredingen dermate licht waren dat een boeteoplegging niet voldoet aan 'de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit'.
De AFM legde beide argumenten naast zich neer en ging over tot het opleggen van een boete van € 1.000. Dat bedrag is de standaard voor deze overtreding, van artikel 4:34, tweede lid, Wft. De toezichthouder oordeelde dat er geen sprake was van verminderde ernst of verwijtbaarheid van de overtreding en handhaafde het bedrag.