De klant in dit Kifid-geschil wendt zich halverwege 2015 tot zijn financieel adviseur van Bles & Van der Does Assurantiën uit Enschede omdat hij zijn particuliere hypotheek met een rente van 4%, waarvan zijn broer de geldverstrekker is, wil oversluiten. Ze komen uit op een nieuwe hypotheek bij ING tegen een rente van 2,45% (10 jaar vast). In de opdracht tot dienstverlening staat dat de klant € 3.200 vaste fee betaalt en dat bij tussentijds intrekken van de opdracht de tot dan gemaakte uren in rekening worden gebracht.
Geste van broer
Dat laatste blijkt nodig. Zes dagen na ondertekening van de opdracht bedenkt de klant zich. Zijn broer wil als “een geste, waar ik moeilijk omheen kan” de huidige hypotheek voortzetten tegen dezelfde voorwaarden als de ING-hypotheek. Zijn adviseur brengt hem daarop € 2.240 (70% van € 3.200) in rekening, omdat inmiddels 70% van het werk voor omzetten is uitgevoerd.
Klant wil niet betalen
De klant is het daar niet mee eens. Hij vindt dat hij het gefactureerde bedrag niet hoeft te betalen omdat hij voorafgaand aan ondertekenen geen exemplaar heeft toegestuurd gekregen van de opdracht tot dienstverlening. Na afloop kreeg hij ook geen ondertekend exemplaar. Ook vindt de consument dat hij binnen de bedenktijd de opdracht heeft geannuleerd. Hij verwijt de tussenpersoon bovendien dat hij de hypotheek in gang heeft gezet voordat hij inlichtingen had ingewonnen over zijn persoonlijke en financiële omstandigheden. Oversluiten zou niet in zijn belang zijn omdat hij 80 jaar oud was en de rentevaste periode van zijn lening nog 8 jaar zou duren. Ook neemt hij het de adviseur kwalijk dat hij heeft geweigerd vragen te beantwoorden over de wijze waarop de verrichte werkzaamheden in rekening zijn gebracht.
Nauwkeurig gespecificeerde tijdsbesteding
De Geschillencommissie acht de meeste verwijten onterecht of geen reden om de factuur kwijt te schelden. Het Kifid steunt de consument wel in zijn klacht dat een verantwoording voor de in rekening gebrachte uren ontbreekt. “Nu in de opdracht tot dienstverlening is opgenomen dat bij tussentijds intrekken van de opdracht de tot dan toe gemaakte uren in rekening worden gebracht, had het op de weg van de tussenpersoon gelegen een nauwkeurig gespecificeerde tijdsbesteding bij te houden die in geval van tussentijdse intrekking had kunnen worden overgelegd.”
De tussenpersoon gaf aan geen tijd te schrijven, maar had dat volgens de commissie dus wel moeten doen. Voor het Kifid is niet komen vast te staan hoeveel tijd hij aan de opdracht van zijn klant heeft besteed. “Verder heeft de tussenpersoon weliswaar een uurtarief vermeld, maar uit de stukken blijkt niet dat een uurtarief met consument is overeengekomen. Gelet daarop zal, op grond van artikel 7:405 lid 2 BW, de Commissie zelf het bedrag vaststellen dat de tussenpersoon in redelijkheid in rekening had mogen brengen”, aldus de uitspraak.
Kifid verlaagt factuur met € 1.400
In zijn dienstverleningsdocument gaat de tussenpersoon uit van een standaardbedrag van € 2.500 voor advies en afsluiten. Het afgesproken tarief was € 3.200. Volgens het Kifid heeft de adviseur niet hard kunnen maken dat hij meer werk heeft verricht dan voor een gemiddelde zaak. Bovendien acht Kifid het niet aannemelijk dat de tussenpersoon meer dan 10 uur heeft besteed aan de ingetrokken opdracht. Dat is een derde van de gemiddelde werklast. Daarom bepaalt de commissie dat “de tussenpersoon wegens de aan dit dossier bestede uren hoogstens een derde van het standaardbedrag van € 2.500 in rekening heeft mogen brengen, derhalve afgerond € 835”.
Vorig jaar onderstreepte Kifid ook al het belang van tijdschrijven. Toen oordeelde de Geschillencommissie dat van een adviseur die op uurtarief werkt, verwacht mag worden dat hij zijn klanten tussentijds laat weten hoeveel uren hij al aan de zaak heeft besteed.