De klant sluit in 1999 een ongevallenverzekering voor een premie van € 11,34 per jaar. In 2014 wijzigt ABN Amro de voorwaarden; de verzekerde zou daarover in augustus een brief zijn gestuurd met de mededeling dat de wijzigingen per 1 oktober ingaan. De dekking is uitgebreid en de premie wordt verhoogd tot € 15,60 per jaar. Een jaar later ontvangt de verzekerde een brief waarin wordt aangegeven dat de polis per 26 oktober 2015 is gewijzigd.
Beide partijen ontvangen elkaars brief niet
De verzekerde eist voor Kifid herleving van de oude polis: de brief uit 2014 is nooit ontvangen, zodat de klant geen gelegenheid heeft gehad om verzekeringen met elkaar te vergelijken. Bovendien is het hanteren van een ander polisnummer verwarrend, vindt de verzekerde. ABN Amro brengt daartegen in dat de brief wel degelijk is gestuurd en dat het om een pakketverzekering gaat. Daarom is het oude polisnummer niet meer bruikbaar. Bovendien is de klachtbrief van de klant niet bekend bij ABN Amro.
Bewijslast bij verzender
Het is aan ABN Amro om te bewijzen dat de brief uit 2014 daadwerkelijk is verzonden, aldus Kifid. "Uit de door verzekeraar verstrekte documenten is niet gebleken dat consument de brief van 26 augustus 2014 van verzekeraar heeft ontvangen. De door verzekeraar overgelegde brief zegt immers niets over het daadwerkelijk ontvangen van die brief door consument." Die mocht er dus op vertrouwen dat de polis na 1 oktober 2014 ongewijzigd werd voortgezet, zegt de geschillencommssie. Dat moet dan ook alsnog gebeuren: voorwaarden en premie moeten worden teruggedraaid. ABN Amro moet de te veel betaalde premie terugbetalen aan de klant.