Bij de man wordt op 4 december 2020 ingebroken. Hij doet aangifte bij de politie. Bij het proces-verbaal van aangifte is een goederenlijst opgenomen. Hierin worden als gestolen opgegeven: een zonnebril van Ray-Ban met een waarde van 290 euro, een horloge van Seiko Kinetic ter waarde van 750 euro, een Swarovski-armband van 250 euro en een tablet die 450 euro waar zou zijn. Totale schade: € 19.665,97.
Toch niet niet gestolen
In opdracht van ASR doet een expert onderzoek naar de schade en na enkele onduidelijkheden schakelt de verzekeraar Dekra in voor nader onderzoek. Uiteindelijk blijkt dat de man ten onrechte het Seiko-horloge, de Swarovski-armband, de RayBan-zonnebril en de Apple Watch als gestolen opgegeven te hebben. ASR besluit hierop niet uit te keren en verschillende verzekeringen, namelijk de inboedelverzekering, de woonhuisverzekering, de reisverzekering en de rechtsbijstandsverzekering op te zeggen. Ook verhaalt de verzekeraar de onderzoekskosten van ruim drieduizend euro aan de verzekerde. Ook wordt hij voor zeven jaar opgenomen in de verschillende verwijsregisters. De man is het hier niet mee eens en stapt naar Kifid.
‘Vergissing’
De verzekerde stelt bij het klachteninstituut dat hij niet de bedoeling had de verzekeraar te misleiden. Na de inbraak, waarbij veel spullen waren weggenomen, moest hij op basis van eigen waarneming en reconstructie nagaan welke spullen waren weggenomen. Omdat alles overhoop was gehaald door de inbrekers, bleek dit niet eenvoudig en zo is het gekomen dat hij ook goederen als gestolen heeft opgegeven die later niet gestolen bleken te zijn. De consument geeft verder aan dat hij zich heeft vergist ten aanzien van vier van de aanvankelijk als gestolen opgegeven goederen. Deze goederen heeft de consument daarom ook niet meer geclaimd. De Ray-Ban zonnebril is teruggevonden en van de Apple Watch wist de consument niet zeker of deze voor of na de inbraak was kwijtgeraakt. De man stelt dat de maatregelen van ASR niet-proportioneel zijn. Door de registraties wordt de verzekerde erg belemmerd in zijn maatschappelijk leven. Bovendien heeft ASR slechts geringe schade geleden, zo meent hij. ASR stelt op haar beurt dat er wel degelijk sprake is van fraude.
‘Als ik dan toch met de billen bloot moet’
Ook de geschillencommissie acht fraude bewezen. Zo heeft de verzekerde de schade-expert een foto van het Seiko-horloge gestuurd, zonder daarbij te vermelden dat hij het horloge had teruggevonden. Tijdens het gesprek met de onderzoeker verklaarde de consument nadrukkelijk dat hij niet meer over het horloge beschikte. Hiervan moest hij echter terugkomen toen de onderzoeker hem confronteerde met de eigenschappen van de foto van het horloge, waaruit volgt dat de foto na de inbraak is gemaakt. Nadien heeft de consument ook bevestigd dat het horloge op 19 januari 2021 nog in zijn bezit was. De commissie concludeert dat ook met betrekking tot de Ray-Ban zonnebril sprake is van opzettelijke misleiding. De consument had deze zonnebril als gestolen opgegeven, maar heeft in het gesprek met de onderzoeker toegegeven, in het kader van “Als ik dan toch met de billen bloot moet”, dat hij dit heeft “verdraaid”.
Opzettelijke misleiding staat niet vast
Opzettelijke misleiding met de Apple Watch is niet komen vast te staan. Uit de verklaringen van de consument, afgelegd tijdens het gesprek met de onderzoeker, kan de commissie niet met zekerheid afleiden dat de consument heeft toegegeven dat de Apple Watch ten onrechte als gestolen is opgegeven. Dat de Apple Watch ten onrechte als gestolen is opgegeven is ook niet op andere gronden komen vast te staan.
Kifid: ‘ASR moet bij persoonsregistraties optellen in plaats van aftellen’
De commissie is dan ook van oordeel dat de registraties van de persoonsgegevens van de consument op zichzelf, dat wil zeggen los van de door de verzekeraar gekozen registratietermijn, voldoen aan het proportionaliteitsvereiste. Met betrekking tot de duur van de door de verzekeraar gekozen termijn (zeven jaar) overweegt de commissie als volgt. Uit het verweerschrift van de verzekeraar blijkt dat de verzekeraar bij het bepalen van de duur van de registratietermijn is uitgegaan van een standaardtermijn van acht jaar. De verzekeraar heeft dus ‘afgeteld’. Met andere woorden: ASR heeft acht jaar als standaard genomen en is ervan uitgegaan dat onder omstandigheden van die standaard moet worden afgeweken. Die benadering is naar het oordeel van de commissie niet juist.
“Als uitgangspunt geldt dat de verwerking van persoonsgegevens beperkt dient te blijven tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (hier: het waarschuwen van andere verzekeraars naar aanleiding van wat de consument gedaan heeft).” Er moet dus niet worden ‘afgeteld’, zoals de verzekeraar heeft gedaan, maar ‘opgeteld’, in die zin dat de registratietermijn langer zal zijn naarmate de frauderende consument, gelet op hetgeen hij op zijn kerfstok heeft, een groter risico vormt voor andere verzekeraars. De commissie vindt een registratietermijn van vijf jaar hier voldoende. “Duidelijk is dat de consument onjuist heeft gehandeld. Hier staat echter tegenover dat opzettelijke misleiding met betrekking tot de Apple Watch niet is komen vast te staan, de consument weliswaar op meerdere punten onjuist heeft gehandeld, maar dit handelen tegelijkertijd als één poging tot fraude kan worden aangemerkt en verder dat de consument al behoorlijk ‘geraakt’ wordt door de opzegging van maar liefst vier verzekeringen, waaronder verzekeringen die niet het onderwerp van de vastgestelde fraude vormden, en door zijn gehoudenheid een niet gering bedrag aan onderzoekskosten van de verzekeraar te vergoeden. De uitspraak is bindend.