Een stel sluit in 2007 een hypotheek van € 473.000 bij WestlandUtrecht. Het gaat om een aflossingsvrije lening bij de bank, gecombineerd met een verpande beleggingsrekening bij WestlandUtrecht Effectenbank, bij het sluiten eveneens onderdeel van ING. In 2013 fuseert de effectenbank met Nationale-Nederlanden Bank; die is vanaf dat moment de vermogensbeheerder voor de beleggingsrekening van de klanten.
Hoogte boeterente niet meteen duidelijk
Begin 2021 wil het paar de hypotheek omzetten in een deels aflossingsvrije (€ 272.500) en deels lineaire hypotheek (€ 33.058), waarbij het saldo van de beleggingsrekening wordt gebruikt om een flink deel van de hypothecaire lening af te lossen. Ze vragen ook hoe hoog een eventuele boeterente zou zijn. De bank laat weten dat de vergoedingsrente € 5.323,99 zal bedragen, ervan uitgaande dat er € 109.000 zal worden afgelost.
Uiteindelijk lossen ze € 80.722,89 af op het aflossingsvrije gedeelte; ze moeten € 5.169,48 boeterente betalen. Daarna volgt nog een brief dat er een extra aflossing van € 27.514 is gedaan, waarvoor nog eens € 2.290,12 wordt berekend.
De communicatie over de boeterente is niet eenduidig; later volgen nog andere brieven, waarmee de bank uiteindelijk in totaal € 8.355,37 aan boeterente berekent.
Geen afspraken gemaakt
De klanten stappen naar Kifid en eisen hun boeterente terug. De beleggingsrekening is namelijk ondergebracht bij dezelfde entiteit als de hypothecaire lening, zodat de bank er geen vergoedingsrente over mag berekenen, betogen ze. De geschillencommissie stelt vast dat er geen afspraken zijn gemaakt waaruit volgt dat de waarde van de beleggingsrekening moet worden meegenomen bij het bepalen van het bedrag dat vergoedingsvrij kan worden afgelost. "Op basis van de overeenkomst rust op de bank dus ook geen verplichting deze waarde mee te nemen."
Geen fictief aflossingsschema
De commissie wijst ook naar de AFM-leidraad voor boeterentes. "Bij een beleggingsrekening zijn, anders dan bij bijvoorbeeld een (bank)spaarhypotheek, geen afspraken gemaakt met de bank over de opbouw van het beleggingsdeel. De opbouw van het beleggingsdeel is immers afhankelijk van het behaalde rendement en vooraf kan niet worden vastgesteld wat dit rendement zal zijn. De opgebouwde waarde van het beleggingsdeel en het verwachte rendement kunnen dan ook niet worden gezien als onderdeel van een fictief aflossingsschema."
Kifid begrijpt dat de klanten vinden dat zij zowel de hypotheek als de beleggingsrekening bij dezelfde entiteit hebben
afgesloten, maar daarvan is in juridische zin geen sprake. "De bank was ook verplicht haar vermogen afgescheiden te houden van de beleggingsrekening van de consumenten om de consumenten te beschermen in geval van bijvoorbeeld een faillissement van de bank. Het gaat hier anders dan de consumenten stellen dus wel degelijk om een elders aangehouden beleggingsrekening, zodat de bank ook om die reden geen rekening hoeft te houden met het saldo van de beleggingsrekening bij het berekenen van de vergoedingsrente."
Communicatieplicht
De klanten krijgen wel gelijk met hun klacht dat NN de voor hen meest ongunstige berekeningswijze heeft gekozen. Kifid geeft de bank wel gelijk dat de rente juist is berekend, maar die berekening wijkt af van de eerder gegeven indicatie. "Van de bank mag worden verwacht dat zij ook bij het berekenen van de indicatieve
vergoedingsrente uitgaat van de door de consumenten opgegeven uitgangspunten en dat zij duidelijk aan de consumenten communiceert over de hoogte van de vergoedingsrente. De bank heeft in dit geval nagelaten om aan deze verplichtingen te
voldoen. Het is de commissie onduidelijk hoe de bank aan de uitgangspunten komt die zij in de [eerste] berekening hanteert. De adviseur van de consumenten heeft immers duidelijk andere uitgangspunten aangegeven en de bank had die uitgangspunten moeten gebruiken bij het berekenen van de vergoedingsrente."
Veel levert het de klagers niet op: ze krijgen uiteindelijk een vergoeding van € 750 toegewezen.