De vrouw was in onmin geraakt met de exploitant van een bungalowpark. Een nieuwe melding daarover op de rechtsbijstandverzekering wijst Achmea af, omdat het volgens de verzekeraar om een bestaand conflict gaat waar de maximale vergoeding al voor is bereikt. De standaard beledigende taal van de vrouw slaat dan om in bedreiging. In een mail vraagt ze of een medewerker een knuppel of een kogel wil voor haar verjaardag.
Centraal Beheer volgt
Achmea eist excuses en als laatste waarschuwing een bevestiging dat ze zich van dergelijk taalgebruik zal onthouden. Als er ook op de herinnering aan de eis geen excuses volgen, doet Achmea aangifte van bedreiging en zegt het de FBTO-rechtsbijstandverzekering op. Ook de andere Achmea-labels krijgen een melding dat de verzekering is opgezegd en dat de vrouw voor vijf jaar in het interne verwijzingsregister (IVR) wordt opgenomen. Daarop besluit ook Centraal Beheer de verzekeringen van de vrouw op te zeggen.
Geen verzekering meer
Pas dan komt de vrouw erachter dat het ook met alleen een IVR-registratie erg lastig is om elders verzekeringen af te sluiten. Bij de rechtbank in Utrecht spant ze een kort geding aan, omdat ze de sancties onredelijk bezwarend vindt.
De voorzieningenrechter veegt dat van tafel. Naar objectieve maatstaven zijn de uitlatingen van de vrouw bedreigend geweest. Achmea heeft de kans gegeven om excuses aan te bieden, voor het geval dat de klant haar bedreigingen alleen uit emotie deed. Door daar niet op in te gaan, was daar volgens de rechter kennelijk geen sprake van. Opzegging van de verzekering was volgens de rechter proportioneel.
Belang personeel gaat voor
Omdat de vrouw medewerkers persoonlijk bedreigde, was ook opname in het IVR gerechtvaardigd. Het belang van de veiligheid van het personeel gaat boven het belang van de klant. De klant draait ook op voor de bijna 1.700 euro aan proceskosten.