Het woord broodfonds mag niet zomaar worden gebruikt, klopt dat?
“Een broodfonds is maar een voorbeeld van het informeel onderling opzetten van een verzekering. Degenen die deze organisatievorm ooit hebben bedacht in Utrecht hebben daar de naam Broodfonds aan gegeven. Het idee daarachter was om een ziek groepslid zo te ondersteunen dat hij nog brood kon kopen. Als je een nieuwe broodfondsgroep wil starten, kan het pas een Broodfonds zijn als aan alle voorwaarden van de Broodfondsmakers wordt voldaan. Je mag die naam dragen als je je volgens dat principe organiseert onder de paraplu van de Broodfondsmakers.”
Wat zijn de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek?
“Wat we de afgelopen jaren zien, is een beweging waarbij er opnieuw wordt nagedacht over verzekeren en wat we daarvoor nodig hebben. Dat het allemaal niet zo groot, anoniem en duur hoeft te zijn. Een groot deel van de risico’s kan al heel kleinschalig worden afgedekt door verzekeren weer sociaal te maken.
Ik denk dat het belangrijk is om te erkennen dat Broodfonds slechts één oplossing is. Het is een specifieke groep mensen die zich aangetrokken voelt tot het idee om dit met elkaar en voor elkaar te doen, want er zitten zeker ook risico’s aan. Je moet ineens niet alleen aan je eigen risico van arbeidsongeschiktheid denken, maar ook aan dat van andere mensen in de groep. Je krijgt een stukje zekerheid dat je niet hebt als je als zelfstandige geen verzekering hebt geregeld. Tegelijkertijd laat je een stukje onzekerheid toe, doordat je afhankelijk bent van andere mensen en van de structuur die je met elkaar bouwt.
Je ziet in Nederland ook andere platformen zoals SharePeople, waarbij wel van hetzelfde idee gebruik wordt gemaakt maar met minder nadruk op de directe onderlinge afhankelijkheid. Daar zit bijvoorbeeld nog wel een onafhankelijke arboarts achter, terwijl broodfondsgroepen volledig gebaseerd zijn op vertrouwen. Als een lid zegt dat hij ziek is, dan hoeft hij dat niet te bewijzen. Binnen een broodfonds gaat het veel meer om de solidariteit naar de specifieke personen in je groep.
Er is geen enkele broodfondsgroep in zijn geheel gefaald”
Een broodfondsgroep heeft gemiddeld 45 leden, maar mag uit maximaal 50 personen bestaan. Precies vanuit hetzelfde idee dat je weet wie er in je groep zit en daar relaties mee kunt opbouwen. Er is geen enkele broodfondsgroep in zijn geheel gefaald. Het is een heel succesvol concept voor de mensen die zich erbij aansluiten. Natuurlijk zijn er weleens twijfels of moet er gepraat worden over vertrouwen. Maar met de ervaring van andere groepen wordt het eigenlijk altijd wel opgelost. Misschien zijn er soms leden geweest die beseften dat het toch niks voor hen was, maar dat heeft niet de groep als geheel in gevaar gebracht.”
Hoe is dat succes te verklaren?
“Door de combinatie van al deze factoren. Mensen die zich aansluiten vanuit het idee om niet alleen een individueel risico af te dekken, maat hetzelfde voor een ander te willen doen. Vervolgens wordt binnen die groepen het vertrouwen in elkaar en in de organisatie opgebouwd dat mensen de boel niet zomaar zullen flessen. En ten slotte een structuur waarbij je niet alleen afhankelijk bent van de anderen met wie je het risico deelt, maar waarin je kunt bouwen op de ervaring van die ruim zeshonderd andere groepen.”
Kan de verplichte AOV voor zzp’ers hier nog invloed op gaan hebben?
“Nee zoals dat nu is opgezet in elk geval niet, want de verplichte AOV zoals die nu wordt uitgewerkt heeft de mogelijkheid om een eigenrisicoperiode van twee jaar te nemen en broodfondsgroepen bieden steun voor maximaal twee jaar. Dat is gebaseerd op het idee dat het grootste deel van de ziektegevallen binnen twee jaar weer opgelost kan worden en dat langdurige arbeidsongeschiktheid te duur is om in zo’n kleine groep te regelen. Er zijn nu ook al broodfondsleden die voor langdurige arbeidsongeschiktheid, dus na die periode van twee jaar, een private AOV hebben afgesloten. Dus als er straks een verplichte AOV komt, kunnen broodfondsgroepen binnen die marge blijven opereren.”
Wat kunnen verzekeraars leren van broodfondsen?
“Het idee van risico delen kan ook bij grootschalige verzekeringen een oplossing zijn. Ik zie best een mogelijkheid waarbij zo’n verplichte AOV niet losstaat van een broodfonds, maar dat een verzekeraar bijvoorbeeld een volledige broodfondsgroep kan verzekeren. De groep kan op die manier met behulp van die verzekeraar ook de periode na die twee jaar verzekeren in het idee van zo’n risicodeelgroep waar uiteindelijk de kosten per individu lager liggen. Ik denk dat er veel te leren valt van het idee dat verzekeren persoonlijker, socialer en vooral transparanter kan. Want dat is het imagoprobleem van een verzekeraar: dat je geld betaalt, maar niet weet
wat ermee gebeurt.”
Er zijn nu circa 620 broodfondsgroepen. Hoe is die ontwikkeling in de loop van de jaren verlopen?
“Het is gigantisch hard toegenomen. De eerste groep zzp’ers is op informele basis in 2006 begonnen. Toen iemand in die groep ziek werd, hebben de leden die persoon kunnen steunen en kwamen ze erachter dat het eigenlijk heel goed werkte. Dit zou ook voor andere zzp’ers een oplossing kunnen zijn, dus toen zijn ze het concept gaan uitwerken zodat andere zzp’ers hun eigen groep konden starten. Om dat te kunnen doen, zijn ze vanaf 2011 nieuwe groepen gaan begeleiden en sindsdien is het altijd snel blijven groeien.
Toen ik in 2015 het idee kreeg om hier onderzoek naar te doen, waren er zo’n 80 groepen en was het echt een nieuwe ontwikkeling. In 2017 heb ik een vragenlijst gestuurd naar alle broodfondsleden, dat waren er 230. Dat is ook te danken aan de groeiende naamsbekendheid die ze hebben gekregen, die het makkelijker maakt om in een nieuwe groep te stappen. Waar de eerste groepen met elkaar dat vertrouwen moesten zoeken, kunnen nieuwe groepen nu bouwen op de bestaande structuur.”
Je verwacht na de coronacrisis een opleving van burgercollectieven. Geldt dat ook voor broodfondsen?
“In zekere zin wel, al was het maar omdat los van de groei in broodfondsgroepen ook het aantal zzp’ers zou kunnen groeien. Dat zag je ook na de financiële crisis, dus als je dat doortrekt kan ik me voorstellen dat de coronacrisis hetzelfde effect zal hebben. Hoe groter die populatie, hoe groter de kans dat het aantal broodfondsgroepen blijft groeien. Alleen vanuit dit praktische argument denk ik dat het nog verder kan groeien.
Daarnaast hebben we met zijn allen het afgelopen jaar meer geleerd over het belang van solidariteit. Niet alleen binnen dit soort relatief kleine initiatieven, maar ook landelijk en wereldwijd. De enige manier om uit de coronacrisis te komen, is door met elkaar bepaalde regels te volgen en dat voor elkaar te willen doen. Waarmee een nieuw belang van en misschien ook wel een verlangen naar solidariteit ontstaan is, waardoor dit soort initiatieven een voorbeeld kunnen zijn en in aantrekkingskracht kunnen groeien.”