- De aspirant-verzekeringnemer moet altijd aan zijn mededelingsplicht jegens de verzekeraar voldoen.
- Wanneer verzekeraar schending ontdekt, moet binnen twee maanden worden gereageerd.
- Hoge Raad stelt dat kennisgevingsplicht beschermende werking voor de verzekeringnemer heeft.
De aspirant-verzekeringnemer moet aan zijn mededelingsplicht jegens de verzekeraar voldoen. Dat is neergelegd in artikel 7:928 BW. De verzekeraar wordt daardoor in staat gesteld om het te verzekeren risico goed in te schatten en hierop de in rekening te brengen premie en de te hanteren verzekeringsvoorwaarden aan te passen. Het schenden van de mededelingsplicht (nog steeds wel aangeduid als verzwijging) kan, zoals is geregeld in artikel 7:930 BW, tot gevolg hebben dat de verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen. De verzekeraar moet zich daarbij wel aan een aantal spelregels houden. Die volgen uit artikel 7:929 BW (de kennisgevingsplicht). De Hoge Raad heeft hierover recent een arrest gewezen.
De casus was als volgt: X was via een praktijkvennootschap werkzaam als accountant. Door X werd in 2005 bij Aegon een overlijdensrisicoverzekering (orv) gesloten. Het verzekerd kapitaal bedroeg ruim 660.000 euro, uit te keren als X zou overlijden vóór 1 april 2010. X heeft zijn echtgenote en kinderen als begunstigden onder de polis aangewezen. Sinds maart 2006 was X vermist en per mei van dat jaar werd zijn praktijkvennootschap failliet verklaard. Aegon kwam er in 2007 achter dat X bij het sluiten van de orv zijn schuldenpositie veel te rooskleurig had opgegeven. X had namelijk op het aanvraagformulier ingevuld dat hij ‘slechts’ 600.000 euro aan schulden had. Maar dit bleek het dubbele te zijn, te weten 1,2 miljoen.
Beroep op schending mededelingsplicht
Aegon heeft daarop per brief een beroep gedaan op schending van de mededelingsplicht en heeft de vernietiging van de verzekeringsovereenkomst ingeroepen. De brief van Aegon was gericht en geadresseerd aan mr. Reiziger, de curator van de failliete vennootschap. De echtgenote is nadien in 2010 overleden. In 2011 is het stoffelijk overschot van X in een kanaal gevonden. De kinderen van X hebben daarop bij Aegon aanspraak gemaakt op uitkering van het verzekerde kapitaal. Aegon heeft dat geweigerd, waarna Aegon door de kinderen werd gedagvaard. In eerste aanleg vond Aegon de rechter aan haar zijde.
Aegon wees niet binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden op de ontdekking van verzwegen feiten”
De kinderen zijn daarop in hoger beroep gegaan bij het hof Arnhem-Leeuwarden. Dat vernietigde het vonnis van de rechtbank en stelde de kinderen alsnog in het gelijk. Volgens het hof heeft Aegon X niet binnen de voorgeschreven termijn van twee maanden gewezen op de ontdekking van de verzwegen feiten. Dit had Aegon volgens artikel 7:929 lid 1 BW wel moeten doen. Nu Aegon dat heeft nagelaten, kan Aegon volgens het hof de schending van de mededelingsplicht niet meer tegenwerpen aan de kinderen. Het hof legt in het arrest bloot welke steken Aegon heeft laten vallen bij het nakomen van haar kennisgevingsplicht. Want Aegon heeft de brief gericht en verzonden aan de curator. Het hof stelde echter vast dat de curator niet bevoegd was om als vertegenwoordiger van X op te treden. De curator was immers slechts belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de vennootschap. Een curator is geen wettelijk vertegenwoordiger van de bestuurder van de gefailleerde vennootschap.
Brief kon gewoon bezorgd worden
Ook het argument van Aegon dat de brief in 2007 hoe dan ook niet aan X gestuurd kon worden omdat X op dat moment vermist was, treft geen doel. Want dit neemt niet weg dat Aegon de brief wel degelijk gewoon naar het adres van X had kunnen sturen. Aegon werpt nog op dat de curator de brief met de echtgenote van X heeft besproken. Maar ook dit wordt gepasseerd. Want dit laat onverlet dat op Aegon de dwingendrechtelijke plicht rustte om de brief aan de juiste partij te richten.
Aegon stapte naar Hoge Raad
Aegon laat het daarbij niet zitten en stelt cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Tevergeefs, want volgens de Hoge Raad heeft het hof op juiste wijze geoordeeld. De Hoge Raad legt uitvoerig uit op welke manier Aegon tekortgeschoten is in de manier waarop zij een beroep heeft gedaan op schending van de mededelingsplicht en hoe een verzekeraar in zijn algemeenheid aan de kennisgevingsplicht invulling moet geven. In vogelvlucht valt uit het arrest het volgende te destilleren:
Verzekeraar moet binnen twee maand reageren
Als de verzekeraar ontdekt dat diens verzekeringnemer zijn mededelingsplicht heeft geschonden, dan moet de verzekeraar hem hier binnen twee maanden op wijzen. De verzekeraar moet dit schriftelijk doen én in de brief vermelden welke mogelijke gevolgen de ontdekte verzwijging voor de verzekeringnemer kan hebben. De brief moet gericht zijn aan de verzekeringnemer zelf en moet worden verzonden aan het bij de verzekeraar laatst bekende adres. Na aflevering van de brief verkrijgt de inhoud daarvan haar werking. Dit geldt ook als de verzekeringnemer geen kennis kan nemen van de brief vanwege afwezigheid of vermissing.
Kennisgeving beschermt verzekeringsnemer
Is er niet (tijdig) voldaan aan de kennisgevingsplicht? Dan kan de verzekeraar hier niet via een omweg alsnog een beroep op doen. Bijvoorbeeld door te stellen dat de verzekeringnemer hiervan geen nadeel ondervindt. De Hoge Raad benadrukt dat de kennisgevingsplicht een beschermende werking voor de verzekeringnemer heeft. De verzekeraar mag de zaak niet op haar beloop laten waardoor de verzekeringnemer te lang in onzekerheid gelaten wordt. Bij overlijden van een verzekeringnemer die verzekerde is onder een levensverzekering moet de brief (de kennisgeving) in ieder geval worden verzonden aan de erfgenamen. Dit zijn namelijk de rechtsopvolgers onder algemene titel. Het adres kan ook hier het laatst bekende adres zijn, tenzij de erfgenamen aan de verzekeraar een adreswijziging hebben doorgegeven. Op de verzekeraar rust de bewijslast van de stelling dat is voldaan aan de kennisgevingsplicht.
Uitkomst voor nabestaanden bevredigend
Samengevat: de verzekeraar moet bewijzen dat de kennisgeving 1) tijdig, 2) met de juiste inhoud, 3) gericht aan de juiste persoon, 4) werd bezorgd op het juiste adres. Slaagt de verzekeraar niet in het bewijs van één van deze elementen, dan valt het doek voor het beroep op schending van de mededelingsplicht. De uitkomst van deze zaak is voor de nabestaanden bevredigend en voor de juridische praktijk begrijpelijk, verhelderend en daarmee relevant. Want er wordt verduidelijkt hoe een verzekeraar een beroep moet doen op schending van de mededelingsplicht. Dit biedt voor zowel de verzekeraar als de verzekeringnemer (en diens adviseur) houvast. Daarmee wordt (hopelijk) zo veel als mogelijk voorkomen dat partijen in een nodeloos lange gerechtelijke discussie belanden. De zaak die tot dit arrest heeft geleid liep namelijk ongeveer acht jaar. Dat vergt vooral voor een particuliere procespartij zoals een nabestaande een lange financiële en emotionele adem.
Aegon heeft steken laten vallen
Het hof legt in het arrest bloot welke steken Aegon heeft laten vallen bij het nakomen van haar kennisgevingsplicht.