Toen in 2004 de Slowaakse zorgmarkt open ging voor private investeerders, richtte Achmea daar een dochteronderneming op. Twee jaar later draaide een nieuwe regering de liberalisering echter deels terug. De overheid verbood toen het uitkeren van winsten uit het aanbieden van particuliere zorgverzekeringen. Dat leidde tot forse schade bij Achmea die daarop een arbitrageprocedure startte tegen Slowakije, op neutraal terrein in Frankfurt.
Geen arbitrage
In 2012 oordeelde het tribunaal in Frankfurt dat Achmea recht heeft op € 22,1 miljoen schadevergoeding plus rente. Slowakije ging in hoger beroep bij de Duitse rechter. Die gaf Achmea opnieuw gelijk, waarop de zaak werd voortgezet bij het hoogste Duitse gerechtshof. Dit Bundesgerichtshof vroeg het Europees Hof van Justitie of arbitrageprocedures wel in lijn zijn met EU-wetgeving.
Dinsdag oordeelde het Europees Hof dat dat niet het geval is. Conflicten tussen een buitenlandse privé-investeerder (Achmea in dit geval) en een EU-land mogen niet via geschillencommissies worden beslecht. Er moeten echte rechters aan te pas komen, aldus het Hof. Die verwijst de zaak daarmee terug naar de Duitse rechters.
Langer wachten
Welke gevolgen de uitspraak voor Achmea heeft is onduidelijk, behalve dat een beslissing over de schademiljoenen uit Slowakije langer op zich laat wachten. De verzekeraar wil niet inhoudelijk op de uitspraak reageren. "Achmea heeft kennis genomen van het vonnis en bestudeert de uitspraak", aldus een woordvoerder.