Kabinet wijzigt uitstelmogelijkheid van de uitbetaling bedrag ineens

Pensioengerechtigden die kiezen voor betaling van een bedrag ineens bij pensionering kunnen kiezen voor uitstel van het moment waarop zij het geldbedrag ontvangen. Dit wordt vastgelegd in een aangepast voorstel van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen.

Dit schrijft staatssecretaris Dennis Wiersma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer. De wijziging biedt een oplossing voor de zogeheten geboortedatumproblematiek. Wie in het jaar dat hij AOW-gerechtigd wordt een bedrag ineens opneemt, zou volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel afhankelijk van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, voor een extra belastingdruk komen te staan. Bovendien zou de dag waarop iemand verjaart bepalend zijn voor de belastingdruk, waardoor fiscale ongelijkheid ontstaat.

Uitbetaling in januari

Dit wordt opgelost door deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken de mogelijkheid te bieden om de uitbetaling van 10 procent van het pensioen uit te stellen naar januari van het volgende jaar. Ditzelfde geldt voor deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag die volgt op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden.

Voorstel komt tegemoet aan uitvoeringspraktijk

Het aangepaste wetvoorstel komt volgens de staatssecretaris ook tegemoet aan de uitvoeringspraktijk. De Pensioenfederatie leverde hier kritiek op, omdat het oorspronkelijke voorstel onnodig complex zou zijn voor de uitvoerders.

Bedrag wordt apart gezet

In de nieuwe situatie, waarover het kabinet overeenstemming bereikte met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars, berekent de pensioenuitvoerder welk bedrag moet worden uitgekeerd in de maand januari. Dit bedrag wordt apart gezet en wijzigt niet meer. De levenslange periodieke pensioenuitkering wordt op het moment van het kiezen voor een bedrag ineens (met dus een uitgestelde betaling) (pensioeningangsdatum) aangepast.

Nabetaling bij overlijden

Wanneer een gepensioneerde deelnemer overlijdt voordat de uitkering is gedaan, krijgt de betreffende deelnemer een nabetaling. Die komt uit op 100 procent pensioenuitkering minus al uitbetaalde en naar maximaal 90 procent verlaagde periodieke uitkeringen. Het gereserveerde bedrag zelf wordt niet uitgekeerd, maar in plaats daarvan wordt een nabetaling gedaan. De nieuwe wet treedt voor het onderdeel bedrag ineens pas in 2023 in werking.