ASR vangt bot in slepende zaak rond carenz-periode

ASR vangt bot in slepende zaak rond carenz-periode

Een weduwe van een in 2012 overleden man krijgt alsnog een bedrag van 181.000 euro uitgekeerd van ASR. De man had een overlijdensrisicoverzekering via zijn werkgever, maar overleed binnen een jaar na het aangaan van de polis. ASR wees de schade af met een beroep op de carenz-periode, maar daar zet het gerechtshof in Arnhem een streep door.

Bij het aannemen van een nieuwe baan in mei 2011 wordt een man deelnemer van een pensioenregeling bij ASR-dochter De Amersfoortse. Een overlijdensrisicoverzekering maakt onderdeel uit van de regeling. In februari 2012 overlijdt de man. ASR laat de onafhankelijke Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens onderzoek doen, omdat het overlijden plaatsvindt binnen de carenz-periode.

Doodsoorzaak betwist

De Toetsingscommissie oordeelt dat bij het aangaan van de verzekering te verwachten was – tenminste 70 procent kans -  dat de man binnen een jaar zou komen te overlijden. De werknemer leed aan kanker. ASR wees de claim daarom af. Volgens de weduwe had het overlijden echter niets te maken met de ernstige ziekte van haar man. Hij stierf aan een longontsteking en hartfalen.

Deskundige trekt andere conclusie

De rechtbank in Utrecht hield nog vast aan het oordeel van de Toetsingscommissie. Maar in hoger beroep trekt ASR toch aan het kortste eind. In een deskundigenrapport stelt een uroloog van het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis dat het overlijden van de man níet in het eerste jaar van de verzekering was te verwachten. Het beroep van ASR op de carenz-periode slaagt dus niet.

ASR moet daarom alsnog een bedrag van ruim 181.000 euro uitkeren aan de vrouw. De verzekeraar moet ook de juridische kosten en de kosten voor de deskundige vergoeden.

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.