Als er geen herziening komt van de koppeling tussen AOW-leeftijd en levensverwachting, is op termijn de balans tussen werk- en pensioenjaren sterk uit het lood geslagen. Dat schrijven de aan NIDI verbonden onderzoekers Harry van Dalen (tevens hoogleraar economie Tilburg University), Joop de Beer en Kène Henkens (ook hoogleraar veroudering, pensioen en levensloop bij UMCG Groningen) in de Volkskrant.
Disproportionele doorwerklast
De onderzoekers stellen dat een vaste AOW-leeftijd op 65 jaar onhoudbaar is vanwege de betaalbaarheid. Maar, schrijven ze, “de huidige koppeling aan de levensverwachting is eveneens onhoudbaar omdat het een disproportionele doorwerklast neerlegt bij de werkende generaties van nu en in de toekomst”.
Een compromis vinden de NIDI-onderzoekers in een vaste verhouding tussen het aantal AOW-jaren en het aantal werkjaren. Die verhouding moet constant blijven, menen ze. “Op die manier garandeer je dat wanneer de levensverwachting stijgt de toename niet alleen doorwerkt in een langere arbeidscarrière maar ook in een langere pensioenperiode.” Dit compromis komt tegemoet aan het betaalbaarheidsvraagstuk en aan het rechtvaardigheidsbeginsel omdat huidige en toekomstige generaties evenwichtig behandelt.
Verschillen tussen sociale klassen
De huidige koppeling tussen AOW-leeftijd en levensverwachting zal onvermijdelijk leiden tot tegenstand, verwachten de onderzoekers. De levensverwachting verschilt namelijk per sociale klasse. “Hoogopgeleiden van 65 jaar leven 3 à 4 jaar langer dan laagopgeleiden, waarbij bovendien hoogopgeleiden 70 procent van hun pensioenjaren in goede gezondheid doorbrengen. Voor laagopgeleiden is het vergelijkbare percentage 40 à 50 procent. [..] Indien een regering de intentie heeft om een volksverzekering zoals de AOW te handhaven dan is het ook zaak dat men het volk, dat men verzekert, meeneemt in die beslissing. Die intentie begint met een redelijk en houdbaar beginsel”, stellen ze.