Advies aan Hoge Raad: RIAV-informatieregels pleiten verzekeraar niet vrij in woekerpolisdossier

Claimstichtingen en woekerpolisklanten wacht mogelijk een grote opsteker in hun strijd tegen verzekeraars. Die hadden bij de verkoop van beleggingsverzekeringen voor de informatieverstrekking niet louter mogen leunen op de toen geldende RIAV-informatieregels, zo luidt een advies aan de Hoge Raad. Verzekeraars hadden beter moeten bedenken of zij ook aan de privaatrechtelijke verplichtingen voldeden.

Rondom de ruim zeven miljoen beleggingspolissen die vooral in de jaren negentig zijn verkocht, zijn inmiddels al vijftien jaar discussies en rechtszaken gaande. Polishouders en claimstichtingen vinden dat verzekeraars (en adviseurs) niet voldoende hebben gewezen op de beleggingsrisico's, de verborgen kosten en de hefboomwerking van verzekeringen waarbij een overlijdensrisicodekking aan de vermogensopbouw was gekoppeld.

Voor de rechter hebben de diverse woekerpoliszaken meestal geleid tot het oordeel dat verzekeraars zich hebben gehouden aan de toen geldende (branche)regels, vastgelegd in de Regeling informatieverstrekking aan verzekeringnemers (RIAV) uit 1994 en de aangepaste versie uit 1998. Ondanks diverse compensatieregelingen - die later door critici als volstrekt ontoereikend zijn beoordeeld - konden verzekeraars dus claimen dat zij aan hun informatieplicht hadden voldaan.

Naleving RIAV niet voldoende

Maar advocaat-generaal Hartlief denkt daar nu anders over. Die geeft een advies aan de Hoge Raad in een prejudiciële procedure die tegen Nationale-Nederlanden is aangespannen door de vereniging Woekerpolis.nl. Met de naleving van de informatierichtlijnen uit de RIAV 1994 en RIAV 1998 heeft een verzekeraar in het algemeen nog niet voldaan aan zijn (privaatrechtelijke) verplichtingen, concludeert hij. Onder die verplichtingen vallen onder meer het voldoen aan Europese transparantie-eisen en privaatrechtelijke (open) normen zoals wilsovereenstemming, onredelijk bezwarende bedingen en de zorgplicht.

Twee prejudiciële vragen

Woekerpolis.nl had voor het gerechtshof in Den Haag al betoogd dat levensverzekeraars niet met louter het naleven van de sectorspecifieke informatieplichten hadden kunnen volstaan; NN vindt juist wel dat dat het geval is: naleving van de RIAV betekende automatisch naleving van de rechtelijke informatieverplichtingen. Het gerechtshof had daarover twee prejudiciële vragen gesteld, die nu voor de Hoge Raad aan de orde zijn:

  • Waren de informatierichtlijnen uit de RIAV voldoende?
  • Zo nee, moet een aanvullende informatieverplichting op grond van Europese en/of Nederlandse (open) normen voldoen aan de criteria die het Europese Hof van Justitie eerder heeft gesteld: te weten dat de verlangde informatie duidelijk en nauwkeurig is en noodzakelijk voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis en zij voldoende rechtszekerheid waarborgt, onder meer doordat de verzekeraar in staat wordt gesteld met een voldoende mate van voorspelbaarheid vast te stellen welke aanvullende informatie hij dient te verstrekken en de verzekeringnemer kan verwachten.

Niet verschuilen achter te trage regelgeving

De eerste vraag beantwoordt de AG dus met 'nee'. Met betrekking tot de tweede vraag oordeelt de PG dat verzekeraars op grond van privaatrechtelijke normen verplicht kunnen zijn om duidelijke aanvullende informatie aan consumenten te verstrekken over de kosten en de werking van het product. Hartlief overweegt dat verzekeraars al lang hadden kunnen bedenken dat zij concrete gegevens over kosten, risicopremie en beleggingsrisico’s aan de verzekeringnemer moesten verstrekken. Maar: "Natuurlijk moet worden gewaakt voor oordelen met the benefit of hindsight. Met de kennis en ervaring van nu is het eenvoudig om te zeggen dat de informatieverstrekking pakweg dertig jaar geleden te wensen overliet. De informatieverstrekking wordt beoordeeld aan de hand van de toen geldende normen. Het is daarom belangrijk om bronnen uit de desbetreffende periode te raadplegen bij het achterhalen wat destijds werd gezien als voldoende (duidelijke) informatie."

Daartoe neemt de AG de jaarverslagen van 1992 tot en met 2008 van de opeenvolgende Ombudsmannen ter hand. "In de ogen van de Ombudsman – die uiteraard oordeelde naar de toenmalige opvattingen en standaarden – verstrekten levensverzekeraars onvoldoende (duidelijke) informatie. Dat de regelgevers hiervan pas rond 2008 voldoende waren doordrongen – en zij dus eigenlijk al die jaren onvoldoende met de kritiek van de Ombudsman hebben gedaan - mag de levensverzekeraars niet baten. Op hen rust, als ontwikkelaars/verkopers van het product die zelf het beste weten welke kenmerkende eigenschappen van het product aanvullende informatie vereisen, vanaf het eerste moment dat zij beleggingsverzekeringen op de markt brachten, de primaire verantwoordelijkheid om verzekeringnemers op een juiste, duidelijke en volledige wijze te informeren. Zij kunnen zich daarbij niet verschuilen achter regelgevers, die (te) veel tijd nodig hebben gehad om de sectorspecifieke regelgeving op peil te brengen."

Uitvoerige terugblik op de geschiedenis van de beleggingspolis

De conclusie is een uitvoerige samenvatting van het complete woekerpolisdossier. Zo passeert onder meer weer de revue dat de informatieverstrekking over beleggingspolissen ook midden jaren negentig al onderwerp van discussie was. De AG verwijst naar een onderzoek van toenmalig hoogleraar Ondernemingsfinanciering en Financiële Markten aan de Universiteit van Amsterdam Arnoud Boot, die schreef: "Het bepalen van de kostenstructuur is zo complex omdat verzekeringsmaatschappijen de polissen zoveel als mogelijk ondoorzichtig en onvergelijkbaar maken. [...] Over het algemeen is het zo dat zelfs inspecteurs, zij die met de cliënt de polis afsluiten, geen idee hebben van de kosten die de maatschappij inhoudt." Kamervragen naar aanleiding van het rapport deed toenmalig minister van Financiën Zalm af met de opmerking dat er toch veel concurrentie was, wat het "niet aannemelijk" maakte dat de kosten te hoog waren.

'Pole position'

De Vereniging Woekerpolis.nl is vanzelfsprekend blij: "In Formule 1-termen staan woekerpolisgedupeerden met dit advies op pole position", zegt voorzitter Ab Flipse. "Dat betekent meestal dat je hele goede kansen hebt om de wedstrijd te winnen of ieder geval veel punten te halen. Daarmee houdt de vergelijking ook meteen op, want bij F1 gaat het om snelheid en wij zijn in deze procedure inmiddels acht jaar onderweg. Dat neemt niet weg dat de eindstreep nu eindelijk in zicht is en dat we er heel goed voorstaan."

In de procedure is het nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad. Daarna zal het gerechtshof in Den Haag zich verder inhoudelijk over de kwestie buigen.

Advies aan Hoge Raad, 14 oktober 2021

Rob van de Laar

Rob van de Laar

redacteur AM

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.