BKR baseert zich op gegevens van de eigen Schulden Monitor. Die laat zien dat er tussen 2015 en 2016 nog zo’n 7.000 jongeren met schulden bijkwamen, maar dat dat aantal oploopt. De grootste stijging was tussen 2017 en 2018: toen kwamen er toen 90.000 jonge schuldenaren bij. De verklaring daarvoor is dat toen telefoonkredieten voor het eerst werden gemeld bij het BKR. “De meeste mensen die door telefoonkredieten in de schulden belanden zijn jonger dan 41 jaar.”
Jongeren staan voor een duivels dilemma als ze een huis willen kopen”
Studieschuld speelt ook mee
BKR-bestuursvoorzitter Peter van den Bosch wijst op de financiële kwetsbaarheid van jongeren: “Ze hebben minder vermogen dan andere leeftijdsgroepen en hebben vaker een flexibel arbeidscontract. Schulden leveren daarbij ook stress en andere gezondheidsproblemen op.” Jongeren hebben daarnaast te kampen met studieschulden, maar die worden niet geregistreerd bij het BKR. Volgens Van den Bosch krijgen ze met een duivels dilemma te maken als ze een huis willen kopen: “Natuurlijk vraagt een hypotheekaanbieder bij een hypotheekaanvraag naar een eventuele studieschuld. Maar als iemand die schuld onbewust niet noemt, of opzettelijk verzwijgt, is dat niet te controleren.” Een op de zeven blijkt zijn studieschuld te verzwijgen.
Helft huishoudens heeft te weinig achter de hand
De kwetsbaarheid van jongeren komt ook aan de orde in een onderzoek van de AFM. Die constateert dat een doorsnee huishouden in Nederland na aftrek van de ‘uitgavenbuffer’ van het Nibud (een potje om onvoorziene kosten van te kunnen betalen) nog maar € 2.000 overhoudt om een inkomensterugval op te vangen. “Dat betekent dat veel Nederlanders een inkomensterugval door verlies van werk beperkt kunnen opvangen en al snel in de knel kunnen komen met hun vaste maandlasten.” De helft van de huishoudens heeft te weinig buffers; in de categorie tot 45 jaar is er zelfs sprake van negatieve buffers. Jongeren tot 25 jaar komen € 1.000 tekort; de groep tot 35 jaar heeft een negatieve buffer van € 3.000. 65-plussers zwemmen in de liquide middelen: boven de 75 jaar is er gemiddeld zelfs € 14.000 over.
Vaste lasten soms driekwart van het inkomen
De verschillen zijn onderling groot. Ruim 20% van de huishoudens heeft minder dan € 2.500 aan bank-, spaar- of beleggingstegoed. Ongeveer 3% heeft ruim 100 keer zo veel (of meer) achter de hand. Vaste lasten kosten gemiddeld iets meer dan de helft van het maandinkomen. Eenoudergezinnen, huishoudens met een hoofdkostwinner jonger dan 35 jaar, lage-inkomensgroepen en flexwerkers besteden twee derde tot driekwart van hun inkomen aan de vaste lasten. “Dit maakt jongeren en flexwerkers drievoudig kwetsbaar voor een crisis.” Ook zelfstandigen zijn kwetsbaar. Ze hebben hogere buffers, maar ook een grotere inkomensterugval bij verlies aan opdrachtgevers.
Betaalpauze verschuift probleem alleen maar
De AFM waarschuwt voor betaalpauzes op hypotheken of een nieuw aflossingsschema vanwege de coronacrisis. “In veel gevallen worden de problemen daarmee niet opgelost. Het op korte termijn terugdringen van vaste lasten kan ook nieuwe financiële risico’s op lange termijn veroorzaken. Denk aan het opzeggen van verzekeringen of het verkleinen van derdepijlerpensioeninleg door zelfstandigen. Bovendien is er het risico dat als bestaande kredietlijnen opdrogen (onder andere door strenge kredietacceptatie) er een waterbedeffect ontstaat richting illegale of niet-gereguleerde ‘kredieten’ zoals operational/private lease.”