Verzekeraars bezorgd om onrealistische rendementen in verplicht informatiedocument

Verzekeraars bezorgd om onrealistische rendementen in verplicht informatiedocument

Verzekeraars zijn bezorgd om de rendementen die zij op grond van nieuwe Europese regelgeving moeten doorgeven voor verzekeringsproducten met een beleggingscomponent (PRIIP's). Het Verbond van Verzekeraars heeft toezichthouder AFM een brief geschreven waarin wordt gewaarschuwd voor rendementen die hierdoor te hoog worden ingeschat. Consumenten zouden hierdoor op de einddatum voor onaangename verrassingen kunnen worden gesteld. In een reactie stelt de AFM de zorgen te delen.

In de brief wijst Harold Herbert (foto), directielid bij het Verbond, de toezichthouders Gert Luiting en Karina Raaijmakers erop van haar leden geluiden te hebben ontvangen dat in de nieuwe Essentiële-Informatiedocumenten de gehanteerde rendementen bij de prestatiescenario’s vaak significant hoger liggen dan de historische rendementen in de Financiële Bijsluiters. Het verplichte Essentiële-Informatiedocument vloeit voort uit de Europese verordening voor PRIIP’s die vanaf dit jaar geldt. Verzekeraars moeten hun klanten vooraf laten zien welke kapitalen zij na aftrek van kosten terug kunnen krijgen bij verschillende prestatiescenario’s. Op basis van de gedelegeerde verordening is aangegeven hoe de kapitalen berekend dienen te worden waarbij een referentieperiode van vijf jaar geldt.

Rendementen tot 18%

“Bij diverse Essentiële-Informatiedocumenten die aanbieders conform de verordening en de afgeleide regelgeving hebben opgesteld, zien wij uitkomsten die ons grote zorgen baren”, aldus Herbert. Volgens hem gaat het bij gematigde scenario’s om rendementen die boven de 8% liggen. “En bij gunstige scenario’s zijn rendementen in de range van 12 tot 18% ook geen uitzondering.”

Gunstig beursklimaat

Dat de rendementen in het Essentiële-Informatiedocument veel hoger liggen dan bij de berekeningen van de voorbeeldkapitalen in de Financiële Bijsluiter – waarbij uitgegaan werd van een fondshistorie van twintig jaar – is volgens hem te wijten aan de korte referentieperiode van vijf jaar in combinatie met een gunstig beursklimaat in de afgelopen vijf jaar.

Te positief beeld

Herbert: “De korte referentieperiode zorgt, zeker voor klanten die een lange beleggingshorizon hebben, voor een informatievoorziening waarvan de kans groot is dat deze een te positief beeld schetst. En dat vergroot weer de kans op onaangename financiële verrassingen zodra de datum bereikt wordt dat de consument over het vermogen wenst te beschikken.”

De Verbondsdirecteur stelt dat verzekeraars er veel aan gelegen is om potentiële klanten een zo realistisch mogelijk beeld te geven van wat zij kunnen verwachten. Zijn oproep om met de AFM in overleg te treden is inmiddels al beantwoord. De AFM en het Verbond hebben al enkele gesprekken gevoerd over de problematiek.

Teleurstelling voorkomen

In een reactie geeft de AFM aan de zorgen van het Verbond van Verzekeraars te delen en hierover op Europees niveau in overleg te zijn met andere toezichthouders. “Deze rekenmethodiek kan inderdaad tot hoge percentages leiden. Dat komt, door wat het Verbond van Verzekeraars terecht aangeeft, door de korte historie van 5 jaar die wordt gehanteerd. Nu is die gebaseerd op positieve beursjaren. Teleurstelling op de einddatum van een product wil de AFM ook voorkomen. Wij stellen het op prijs dat de sector dit zelf ook  aankaart.”

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.