De commissie stelt in de uitspraak vast dat de brochure wervende teksten bevat, maar dat de teksten niet zodanig van aard zijn dat de klager daaraan afdwingbare afspraken zou kunnen ontlenen. “Consument had dan ook kunnen en moeten weten dat het risico bestond dat het in de brochure genoemde voorbeeldrendement van 10,9% niet behaald zou worden en de waarde van de verzekering mogelijk niet voldoende zijn om de hypothecaire geldlening geheel af te lossen.” Volgens de klager heeft de verzekeraar nagelaten om de consument te wijzen op het risico op een eventuele restschuld. De klager had er alles aan gedaan om zijn verzekering beter te laten renderen en wilde de verzekering afkopen, maar kreeg hiervoor geen toestemming van de bank (als pandhouder).
Verantwoordelijkheid tussenpersoon
In het verweer stelt ASR dat de consument destijds werd bijgestaan door een onafhankelijk tussenpersoon wiens verantwoordelijkheid het was om de geschiktheid van het product te beoordelen: “Hoe de adviseur de consument destijds heeft geïnformeerd over de risico’s van beleggingsverzekeringen kan Verzekeraar niet beoordelen.”
Volgens de commissie verdient de toonzetting van de brochure uit 1988 niet “de voorkeur, maar dienen inhoud en toonzetting te worden beoordeeld naar de situatie van destijds” en is de verzekeraar niet tekortgeschoten.