Het gaat in de zaak om een gepensioneerd echtpaar, net gestopt met hun boerenbedrijf. Zij worden geadviseerd door Zuidema Assurantiën (rechtsvoorganger van Van Wieren). Zuidema brengt op 17 november 1999 een voorstel voor de Vermogen Optimaal Hypotheek uit. Het voorstel houdt in dat de klanten een hypothecaire geldlening afsluiten op hun onbezwaarde woning. Met het vrijgekomen bedrag wordt belegd. Met de (dividend)opbrengst van deze beleggingen zou onder meer de hypotheekrente worden voldaan. Deze rente konden de consumenten vanuit hun inkomen niet voldoen.
Beleggingsrekening
Na ondertekening van de hypotheekofferte heeft Friesland Bank op 4 april 2000 een hypothecaire geldlening voor een bedrag van ƒ 310.000 (€ 140.671,80) verstrekt. Een gedeelte van de geldlening (ƒ 275.000 (€ 124.789,50)) is door het echtpaar gestort op de beleggingsrekening bij Insinger en is belegd in een aantal fondsen van Insinger.
Over de streep getrokken
De resultaten vallen tegen en eind 2012 winnen de klanten advies in over de door hen in het verleden afgesloten producten. Bij brief van 4 februari 2013 beklagen ze zich bij Insinger, Van Wieren en Friesland Bank over de schending van de op deze partijen rustende zorgplicht. Zij stellen dat zij over de streep zijn getrokken in een voor hen veel te risicovolle constructie.
De adviseur
De Commissie oordeelt dat, ook naar de maatstaven van destijds, een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur het advies niet had mogen geven. "Doorslaggevend daarbij is dat Consumenten in de voorgestelde constructie afhankelijk waren van ontwikkelingen op de beurs waarvan een professionele adviseur had moeten beseffen dat deze altijd onzeker zijn, en dat zij niet het inkomen of het vermogen hadden om eventuele tegenvallers op te vangen.” De adviseur had de klanten nadrukkelijk voor de specifieke risico’s van de constructie in hun omstandigheden moeten waarschuwen, en zich ervan moeten vergewissen dat de klanten de constructie desondanks wensten. “Niet gebleken is dat Zuidema dit heeft gedaan. De Commissie acht aannemelijk dat Consumenten, indien Zuidema hen adequaat zou hebben gewaarschuwd en voorgelicht, van de constructie zouden hebben afgezien.”
De klanten treft ook eigen schuld. Toen ze al herhaaldelijk met de nadelige effecten van de constructie werden geconfronteerd, hebben zij niet aangedrongen op beëindiging daarvan. De commissie oordeelt dat Van Wieren een bedrag van € 70.000 moet voldoen.
De bank
Ook de bank is schadeplichtig. De Commissie oordeelt dat Friesland Bank had moeten beseffen dat er een niet te verwaarlozen risico bestond dat het rendement op de beleggingen niet zou worden gehaald. De Friesland Bank had de klanten daaraan niet mogen blootstellen, althans niet zonder hen daarvoor indringend te waarschuwen. Zij heeft haar zorgplicht geschonden door onvoldoende rekening te houden met het onvermogen van Consumenten om tegenvallers op te vangen. Er is sprake van overkreditering en de schadevergoeding wordt gerelateerd aan het bedrag aan krediet dat Friesland Bank te veel heeft verstrekt. De bank moet uiteindelijk een bedrag van € 45.000 aan het echtpaar vergoeden.
De vermogensbeheerder
De derde partij in de zaak, vermogensbeheerder Insinger de Beaufort, is niet aansprakelijk. De Geschillencommissie houdt het er op dat tussen partijen een beleggingsrelatie op basis van execution only heeft bestaan. “Dat wil zeggen dat Insinger jegens Consumenten geen bijzondere verplichtingen tot advisering of beheer heeft aanvaard. Insinger heeft niet geadviseerd en kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de door Zuidema adviseerde financieringsconstructie en de gevolgen daarvan.”
Zowel Insinger als Friesland Bank zijn bindend aangesloten bij het Kifid. Voor Van Wieren Adviseurs ligt dat anders, de partij uit Drogeham koos voor een niet-bindend oordeel. De Geschillencommissie toonde in het oordeel nog enige empathie voor de partij die nu wordt geconfronteerd met de gevolgen van een advies dat zij niet zelf heeft gegeven. “Dat is echter in beginsel het risico van degene die een onderneming overneemt.”