De sterke bezorgdheid over de uitvoerbaarheid van een eerdere versie van de Wet bedrag ineens was in 2021 voor de Eerste Kamer aanleiding om een motie over het keuzerecht voor een bedrag ineens aan te nemen. In deze motie wordt gevraagd om een uitvoering die minder complex is, beter communiceerbaar is, lagere uitvoeringskosten kent en draagvlak heeft bij de uitvoeringsorganisaties. GroenLinks-PvdA kwam daarop met een hamvraag: Kan de regering stap voor stap aangeven hoe de in deze motie aangegeven doelen zijn verwerkt in het wetsvoorstel, zoals dat nu ter tafel ligt?
Complexe administratie
"Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen hebben alle deelnemers de keuze tussen opname van een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum of in februari volgend op het jaar waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt", antwoordt Eddy van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid "De pensioenuitvoerders hebben aangegeven dat het uitgestelde uitbetalingsmoment voor hen een disproportionele complexiteit creëert ten aanzien van de administratie, communicatie en keuzebegeleiding."
Aanpassingen in uitbetalingsmoment
Overleg met de pensioenuitvoerders leidde tot een wetsvoorstel voor aanpassingen van het uitgestelde uitbetalingsmoment. Dat ging over dat de doelgroep die in aanmerking kan komen voor de mogelijkheid om de betaling uit te stellen en over de wijziging van de uitkeringsstroom (de manier waarop het pensioen over de tijd wordt verdeeld) en het uitbetalingsmoment. "De doelgroep die gebruik kan maken van de uitgestelde uitbetaling is beperkt", schrijft de minister. "Alleen deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden, krijgen de mogelijkheid om – als zij kiezen voor een bedrag ineens – het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen op het uitgestelde betalingsmoment."
Proefberekening maken
Een deelnemer maakt de keuze voor bedrag ineens voorafgaand aan de pensioendatum. De minister: "De Belastingdienst heeft geen gegevens over toekomstige pensioenuitkeringen en kan dus ook geen inzicht geven in consequenties van te maken keuzes die in de toekomst liggen." Deelnemers kunnen nu al op de site van de Belastingdienst een proefberekening maken om een inschatting te maken van de gevolgen van een wijziging van het inkomen voor toeslagen. In aanvulling op deze bestaande rekentool laat de regering ook een tool voor bedrag ineens ontwikkelen.
Is uitstel wenselijk?
Deelnemer en gewezen deelnemers moeten tijdig worden geïnformeerd over keuzemogelijkheden om hun pensioen aan te vragen, stelt Van Hijum. "In de praktijk gebeurt dat 6 tot 9 maanden voor hun pensionering. Het is een gegeven dat de wet niet minimaal 6 maanden voor 1 juli 2025 in werking is getreden. Ook heeft de regering er oog voor dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel een groot beslag legt op de beschikbare capaciteit bij pensioenuitvoerders. Momenteel onderzoekt de regering of uitstel wenselijk is en zo ja, naar welke datum. Dit zal gebeuren in overleg met de sector. Gelet op de samenloop met de transitie lijkt op dit moment uitstel naar 1 juli 2026 het meest realistisch. Op dit moment is nog geen besluit genomen over uitstel. Uitstel heeft budgettaire gevolgen. Het meest aangewezen moment om te besluiten over uitstel is tijdens de voorjaarsbesluitvorming over de rijksbegroting."