Gaat het er dan toch van komen met de Wet (herziening) bedrag ineens?

Gaat het er dan toch van komen met de Wet (herziening) bedrag ineens?

Na een eerste behandeling van het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens in de Tweede Kamer, was het na januari 2023 lange tijd vrij stil rond het bedrag ineens. De beoogde ingangsdatum werd regelmatig uitgesteld. Eind september 2024 pakte de Kamer de behandeling plots weer op en het wetsvoorstel werd op 8 oktober 2024 aangenomen. Op dit moment ligt het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer en lijkt het bedrag ineens er te gaan komen. Wat de Wet (herziening) bedrag ineens ook al weer meebrengt op het terrein van lijfrenten lees je hier!

Op 12 januari 2021 nam de Eerste Kamer al het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aan. Die wet trad gedeeltelijk, voor wat betreft de onderdelen ‘RVU’ en ‘verlofsparen’, in werking per 1 januari 2021 en omvat diverse maatregelen op het terrein van lijfrenten.

Ten aanzien van het onderdeel ‘bedrag ineens’ zegde de Eerste Kamer aanvankelijk toe de inwerkingtredingsdatum op te schuiven naar 1 januari 2023. Daarmee kregen lijfrente-uitvoerders meer voorbereidingstijd en gelegenheid om lijfrentehouders hierover te informeren. Daarna schoof de inwerkingtredingsdatum steeds weer op.

Wat betreft het wetsherzieningsvoorstel redelijk hetzelfde laken een pak: uitstel op uitstel. Nu lijkt het er dan tóch van te komen.

Waar gaat het over?

De lijfrentemaatregelen in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens gaan over het volgende. Als een lijfrente voldoet aan de voor premieaftrek geldende wettelijke voorwaarden, zijn de daarvoor betaalde bedragen in beginsel aftrekbaar binnen de wettelijke aftrekruimten (jaar- en reserveringsruimte).

Normaliter geldt voor zulke gefaciliteerde box 1-lijfrenten dat in zoverre zo’n recht wordt afgekocht, negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 voor rekening van de lijfrentehouder komen. Als gevolg daarvan is diegene in beginsel ook revisierente verschuldigd.

Wel versus geen revisierente verschuldigd

Op basis van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen mag men, onder voorwaarden, maximaal tien procent van de waarde van de lijfrenteaanspraak op de ingangsdatum van de lijfrente-uitkeringen als bedrag ineens laten uitkeren. Zonder dat hierover revisierente is verschuldigd. Zo’n gedeeltelijke afkoop is alleen toegestaan voor verzekerde oudedagslijfrenten en hiermee overeenkomende varianten van lijfrenterekeningen en -beleggingsrechten, de zogenoemde ‘bancaire oudedagslijfrenten’.

Gedeeltelijke afkoop is en blijft fiscaal niet toegestaan voor lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen, nabestaandenlijfrenten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die periodiek uitkeren. Afkopen van deze lijfrenten en verzekeringen leiden wél tot heffing van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 en het betalen van revisierente.

De afkoopregeling geldt ook voor de in box 3 vrijgestelde netto-lijfrenten. Daarvoor gelden min of meer dezelfde voorwaarden als voor de box 1-lijfrenten. Overigens geldt het bedrag ineens níét voor personen die al lijfrente-uitkeringen ontvangen.

Uitgesteld (uit)betalingsmoment afkoopsom

De afkoop van de lijfrente kan in bepaalde gevallen en onder specifieke voorwaarden ook op een ander – later – vast moment plaatsvinden. Namelijk: in het jaar volgend op het jaar waarin iemand zijn of haar AOW-leeftijd heeft bereikt. Iemand is dan geen AOW-premie verschuldigd over dit bedrag ineens.

Wijzigingsvoorstellen wetsherzieningsvoorstel

Met het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens zijn om diverse redenen aanpassingsvoorstellen gedaan ten opzichte van het wetsvoorstel dat in 2021 werd aangenomen.

Om de door de pensioenbranche gesignaleerde complexiteitperikelen rond het uitgestelde uitbetalingsmoment van de afkoopsom te verminderen, om de uitvoeringskosten te reduceren en de begrijpelijkheid voor de deelnemer te verbeteren.

Deze aanpassingen hebben onder andere betrekking op de doelgroep die in aanmerking komt voor de mogelijkheid om de betaling uit te stellen, op de uitvoerbaarheid van de regeling en op de praktische aanpassingen in de uitkeringsstroom.

Tot slot: wees voorzichtig

Als het besproken wetsvoorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer kan een lijfrentehouder naar verwachting per 1 juli 2025 gebruik gaan maken van de afkoopregeling. Daarbij moeten lijfrentehouders er wel rekening mee houden dat als ze van die optie gebruikmaken, de keuze daarvoor definitief is. Met alle gevolgen van dien. Het is daarom zeer raadzaam om vooraf een expert in de hand te nemen.

Personen die doorgaans een inkomen hebben dat valt in de eerste belastingschijf, kunnen door de eenmalige uitkering van tien procent namelijk plots in een hogere belastingschijf terechtkomen. Heffingskortingen en socialezekerheidsuitkeringen kunnen daardoor lager uitvallen of zelfs helemaal verloren gaan. De afkoopsom is namelijk niet uitgezonderd bij het toets-inkomen voor toeslagen. Al met al kan de afkoopoptie verstrekkende financiële gevolgen hebben.

Erik van Toledo

Erik van Toledo

werkt bij de Belastingdienst en is lid van de Kennisgroep Verzekeringsproducten en Assurantiebelasting. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.