Afgelopen vrijdag werd bekend dat het wetsvoorstel voor de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen wordt aangepast en daardoor vertraging oploopt. De wet wordt op zijn vroegst in het derde kwartaal van 2025 bij de Tweede Kamer ingediend, maakte minister Eddie van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bekend. Invoering van de omstreden wet wordt niet voor 2030 verwacht, misschien zelfs nog later.
Tumult
De internetconsultatie voor de BAZ afgelopen zomer leverde veel tumult op onder zelfstandigen. De kritiek in de 2.260 reacties betrof onder andere de hoogte van de premie ten opzichte van de uitkering, het voorgestelde arbeidsongeschiktheidscriterium en welke bestaande aov’s onder het overgangsrecht zouden vallen. Dit nog los van het feit dat veel zelfstandig ondernemers aangaven totaal geen behoefte te hebben aan een verplichte verzekering.
Daarnaast waren het UWV en de Belastingdienst in hun reacties zeer kritisch over de uitvoerbaarheid van de wet. 'Niet uitvoerbaar' noemt de Belastingdienst het wetsvoorstel zelfs. Het is deze kritiek die de minister met name noemt in zijn Kamerbrief als reden voor het uitstel.
Capaciteitsproblemen bij Belastingdienst en UWV
Zo hebben Belastingdienst en UWV aangegeven dat de uitvoering van dit wetsvoorstel veel capaciteit vraagt. Gezien de huidige capaciteitsproblemen bij beide organisaties verwachten ze dat inwerkingtreding van de BAZ op korte termijn niet realistisch is.
Wisselingen in verzekeringsplicht
Daarbij komt dat het wetsvoorstel voor de BAZ complex is, vanwege mogelijke wisselingen in de verzekeringsplicht. Stel, iemand is het ene jaar ondernemer, en het jaar daarop tijdelijk niet meer. Of iemand wisselt van de verplichte verzekering naar de private markt via de opt-outregeling.
Dit leidt tot mutaties in de systemen van UWV en Belastingdienst. Daarvoor moeten gegevens worden gedeeld tussen verschillende instanties, processen op elkaar aangesloten, kortom de kans dat er iets misgaat, is groot.
Premiegrondslag
Ander probleem dat de uitvoeringsorganisaties signaleren is de premiegrondslag van de BAZ: de premie is gebaseerd op winst uit onderneming. Probleem is echter dat pas bij een definitieve aanslag inkomensheffing – die anderhalf tot vijf jaar na het begin van het belastingjaar wordt afgegeven – er zekerheid is over de verschuldigde inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Diezelfde onzekerheid geldt dus ook voor de uitvoering van de BAZ.
Een keuze voor deze grondslag leidt dus tot een periode van onzekerheid over de verzekerings- en premieplicht van de zelfstandige. Zowel het UWV als de Belastingdienst vinden dat dit te grote risico’s op terug- en nabetalingen met zich meebrengt. Ondernemers lopen een reële kans op onverwachte terugvorderingen en problematische schulden. Ook de bijbehorende administratie die zelfstandigen moeten voeren, wordt ingewikkeld.
Veel onduidelijkheden
Het uitstel van de wet maakt de situatie voor de branche niet transparanter. “We zaten al met zoveel onduidelijkheden”, zegt Annemieke Postema. Zij is oprichter van AOVdokter, bestuurslid van de vakorganisatie van aov-specialisten RADI AOV, en voormalig intermediair. “We proberen al jarenlang onze klanten te waarschuwen voor een verplichting die eraan komt. Maar hoe die verplichting eruit gaat zien, daar hadden we alleen indicaties van. En nu de wet is uitgesteld, weten we eigenlijk nog niks.”

Overgangsrecht en opt-outregeling
Vragen zijn er genoeg: tijdens de onderhandelingen over de wet hebben verzekeraars uitwijkmogelijkheden bedongen, in de vorm van overgangsrecht en een opt-outregeling. Blijven die intact? En hoe zit het dan met de peildatum, het tijdstip dat het ministerie van SZW bekend zou maken als uiterste datum voor de geldigheid van dit overgangsrecht?
Alle ondernemers met een aov afgesloten vóór die nog onbekende peildatum kunnen worden vrijgesteld van de BAZ, mits hun aov voldoet aan de spelregels van het overgangsrecht ofwel de eerbiedigende werking – spelregels die nog altijd in de consultatiefase zitten.
Ondernemers met een aov afgesloten ná de peildatum vallen onder de minder gunstige opt-outregeling. In dat geval moet de verzekering minimaal dezelfde dekking bieden als de verplichte aov. Tot afgelopen vrijdag betekende dat: een wachttijd van een jaar, geen medische uitsluitingen, een uitkering van tenminste dezelfde hoogte, en voortdurend tot de AOW-gerechtigde leeftijd. En tegen hetzelfde tarief: 6,5 procent van de winst uit onderneming (gemaximeerd op 10/7 x het wettelijk minimumloon); waarbij die 6,5 procent ook nog altijd een indicatief percentage is.
Ondernemers komen bijna niet in beweging, het aantal aanvragen stijgt maar mondjesmaat”
Aantal aanvragen stijgt mondjesmaat
Logisch dat het voor adviseurs met zoveel onzekerheden de laatste tijd moeilijk is om een aov te verkopen. “Ondernemers komen bijna niet in beweging, het aantal aanvragen stijgt maar mondjesmaat”, weet Postema. “De gemiddelde ondernemer denkt dat het zo'n vaart niet loopt met die wet. Dit uitstel helpt daar niet bij. Er zou veel meer aandacht moeten komen voor de mogelijkheden die het overgangsrecht biedt.”
Toch zien wij over het algemeen dat adviseurs hard bezig zijn om hun klanten te informeren”, zegt Marc van Westerlaak, adviseur public affairs en beleid bij Adfiz. “Maar nogmaals, de wetgeving bevindt zich nog in de consultatiefase. Dus wijzen op de verschillen tussen eerbiedigende werking en opt-out is altijd onder voorbehoud.”

Verzekeraars
Verzekeraars houden zich de laatste tijd stil. Zij vinden, ook weer vanwege die consultatiefase, het moeilijk om producten te ontwikkelen die onder de opt-outregeling vallen, legt Van Westerlaak uit. “Onder meer door de voorwaarde dat een uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd wordt verstrekt. Omdat de AOW-leeftijd niet vaststaat, is dat lastig is te berekenen voor actuarissen.”
Pas op de plaats
Kortom, iedereen maakt een pas op de plaats. Postema: “Vooralsnog is het trekken aan een stel dode paarden. En vergeet daarbij niet dat er ook nog gewerkt moet worden in dit land. Ondernemers hebben wel wat anders aan hun hoofd, met alle personeelstekorten. Toch kan ik alle zelfstandigen aanraden om een aov af te sluiten, of die wet er nu wel of niet komt. Puur omdat het onverantwoord is om het niet te doen. Van de zzp’ers heeft slechts 21 procent een aov. Genoeg werk te doen dus voor adviseurs.”