PG Hoge Raad: man heeft wél levensverzekering, identificatie SRLEV verplicht

PG Hoge Raad: man heeft wél levensverzekering, identificatie SRLEV verplicht
Pand Hoge Raad in Den Haag

Een man heeft sinds 2021 recht op een uitkering vanuit een verzekering die hij in 1991 afsloot. Wil hij de ruim 37.000 euro ontvangen, dan moet hij zich, conform de Wwft, eerst identificeren bij zijn verzekeraar. Dat weigert hij: in zijn ogen is er géén sprake van een levensverzekering en is identificatie daarom niet nodig. De procureur-generaal verwerpt al zijn argumenten.

De man sloot in 1991 bij een rechtsvoorganger van levensverzekeraar SRLEV (namelijk Zwitserleven) een verzekering af, waar hij dertig jaar lang ieder jaar respectievelijk 1.782 gulden (tot 1 mei 2019) en 1.617 gulden (vanaf 1 mei 2019) voor betaalde.

Aangezien de man aan het eind van de looptijd nog steeds leeft, krijgt hij als begunstigde recht op de opgebouwde uitkering van in totaal 37.160 euro. Hij moet zich daarvoor alleen wel identificeren bij de verzekeraar, die tot verificatie verplicht is vanuit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

Identificatie weigeren

En daar gaat het mis. De man is van mening dat hij zich níét hoeft te identificeren en hij wil niet dat SRLEV zijn gegevens vastlegt en bewaart. Hij vordert dat de levensverzekeraar het voor hem bestemde geldbedrag aan hem overmaakt. In eerste aanleg én in hoger beroep kreeg de man geen gelijk, maar hij geeft niet op. Hij wil dit tot aan de Hoge Raad uitvechten, op basis van drie argumenten.

Ten eerste heeft hij naar zijn mening in 1991 bij de ‘Zwitserse Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente’ geen levensverzekering afgesloten. Immers: volgens hem heeft het feit of hij nog leeft of inmiddels is overleden geen invloed op de omvang van de uitkering. Hetzelfde geldt voor de impact op de verzekeraar: die loopt misschien wat premie mis als hij voor 1 mei 2021 zou overlijden, maar verder is die onzekerheid in zijn ogen ook niet sterk genoeg om te spreken van een levensverzekering.

Geen identificatie- en verificatieplicht

Maar ook de procureur-generaal volgt de man niet. De hoogte van de uitkering is sowieso wél afhankelijk van het leven of de dood, gezien de jaarlijkse winstdeling die zijn nabestaanden zouden mislopen, mocht hij voor 1 mei 2021 overlijden. Wat de onzekerheid voor de verzekeraar ook groter maakt dan de man voorhield. Sowieso mist de PG iedere onderbouwing vanuit de verzekerde wááróm we de polis zouden moeten lezen zoals hij dat doet.

Het tweede argument dat de man naar voren brengt is dat áls het oordeel luidt dat het hier over een levensverzekering gaat, hij zich nog steeds niet hoeft te identificeren en SRLEV zijn gegevens niet hoeft te bewaren.

Bij het aangaan van de verzekering hebben ze zijn identiteit immers al vastgesteld. Daarnaast vindt er geen vermogensverschuiving plaats, want hij is zowel de verzekeringsnemer als de begunstigde. En wat betreft het uitvragen en bewaren van specifieke persoonsgegevens beweert hij dat hij een 'uiteindelijk belanghebbende' (UBO) is. En daarvan hoeven levensverzekeraars geen aard en nummer van het identiteitsbewijs vast te leggen, zo staat in de Wwft.

Eiser ís zichzelf

Maar ook daar gaat de PG niet in mee. Het feit dat zijn gegevens in het verzekeringsdossier zitten betekent niet dat die destijds in 1991 ook Wwft-proof zijn gecheckt. Sowieso wijst niets in de wettekst erop dat hij zich op een later moment niet nogmaals moet identificeren. Er staat juist duidelijk vermeld dat dit wél moet, op het moment dat de looptijd is beëindigd en daarmee de begunstigde bekend is.

Met het argument dat er geen vermogensverschuiving plaatsvindt en dus identificatie en verificatie onnodig zijn, spreekt de man zichzelf eigenlijk tegen. Om vast te kunnen stellen dat er inderdaad geen vermogensverschuiving plaatsvindt is júíst identificatie en verificatie nodig.

En het UBO-argument snijdt ook al geen hout volgens de procureur-generaal. De verzekerde is een natuurlijke persoon. De term ‘uiteindelijk belanghebbende’ is volgens de PG gereserveerd voor juridische constructies waarbij ‘iemand anders aan de touwtjes trekt’. Hij sluit zijn betoog bijna filosofisch af: de man ‘staat niet in een relatie tot zichzelf, maar ís zichzelf’.

De procureur-generaal concludeert dat het cassatieberoep verworpen kan worden, valt te lezen in de uitspraak.

Aäron van der Sanden

Aäron van der Sanden

Redacteur AM

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.