Uit de uitspraak blijkt dat de begunstiging op een polis niet alles zegt: wettelijk gezien gaat het om de bedoeling van de verzekeringnemer. Die kan ook uit andere gedragingen blijken.
De zaak
Een gescheiden man heeft in zijn testament zijn beide zoons als erfgenamen aangewezen. In 2015 koopt hij een huis. Hij sluit een overlijdensrisicoverzekering die wordt verpand aan de geldgever. De begunstiging is standaard: eerst de verzekeringsnemer, dan zijn of haar weduwe of weduwnaar en vervolgens de kinderen.
Drie dagen voor overlijden getrouwd
In 2018 koopt de man een andere woning, nadat hij zijn oude huis had verkocht en de hypotheek was afgelost. Maar de ORV wordt deze keer níét verpand aan de geldgever.
In 2020 krijgt de man een nieuwe relatie. Datzelfde jaar wordt hij ernstig ziek. In september trouwt hij in gemeenschap van goederen met de vrouw; drie dagen voordat hij overlijdt. Verzekeraar NN keert conform de polisvoorwaarden het verzekerde bedrag van 61.289 euro uit aan zijn kersverse echtgenote.
De twee zoons zijn daar niet blij mee. Zij vinden dat zij recht hebben op de uitkering en niet de nieuwe vlam van hun vader. NN wijst echter naar de polisvoorwaarden en ook de rechtbank komt tot de slotsom dat de weduwe recht heeft op de ORV-uitkering.
Intentie was anders
In hoger beroep betogen de broers dat hun vader steeds de intentie heeft gehad om hen als begunstigde aan te wijzen. Dat blijkt onder meer uit zijn testament uit 2014. Bij NN heeft hij nooit kenbaar gemaakt dat zijn nieuwe vriendin de uitkering moest ontvangen. Een nooit bij de notaris getekend concept-testament uit 2020 wijst ook zijn kinderen aan als enige erfgenamen.
Hof: niet alleen de polis telt
Het hof stelt vast dat het bij de uitleg van de aanwijzing van de begunstigde bij een sommenverzekering aankomt op de bedoeling van de verzekeringnemer ten tijde van de aanwijzing. Niet alleen de polis telt, ook andere factoren spelen mee.
Dat biedt mogelijkheden voor de broers. Ze brengen een 'aktielijst na mijn overlijden' en handgeschreven aantekeningen van de vader in het geding, naast een verklaring van de financieel adviseur, die werkt bij een accountantskantoor. Die heeft echter ook een mailbericht geschreven - twee dagen voor het huwelijk - waaruit valt af te leiden dat de erflater kennelijk de wens had dat zijn aanstaande vrouw in zijn woning kon wonen.
Andere aantekeningen wijzen op dezelfde wens, waarbij ook melding wordt gemaakt van de levensverzekering. Het hof constateert dat de man voor zijn overlijden worstelde met de wens om het voor zowel zijn nieuwe relatie als zijn zonen goed te regelen.
Invulling wensen nooit vastgelegd
Het hof wil daarom enkele getuigen horen, om vast te stellen wat precies de bedoelingen van de man waren. Een van hen is de adviseur, werkzaam bij het accountantskantoor dat de jaarrekeningen voor de onderneming van de overledene samenstelde en de belastingaangiften deed. Hij vertelt over een lastige echtscheiding in het verleden en de herhaalde opmerking: 'Alles is voor mijn jongens'.
Tien dagen voor zijn overlijden doet de man nog een rondje golf met de adviseur en ook dan komt de erfenis ter sprake: "Hij wilde dat alles naar zijn jongens ging." Met 'alles' werd bedoeld: zijn bedrijf, maar ook het huis, aldus de adviseur. Hij hoorde echter ook dat de man wilde dat zijn nieuwe vrouw in de woning zou kunnen blijven. Belangrijke nuancering: "als het maar niet ten koste zou gaan van de jongens". Hoe dat dan precies geregeld moest worden, is niet meer besproken.
Wisselende gemoedstoestand
Diezelfde adviseur heeft de man wel laten zien dat trouwen een grote vrijstelling voor de erfbelasting met zich meebrengt. Hij sluit niet uit dat hij ook met de notaris contact heeft gehad over het nalaten van de woning.
'Ik zeg hier wel bij dat de emotionele lading van de ziekte van [de man] enorm was. De gemoedstoestand van [de man] was net als zijn gezondheid wisselend, dat maakte de relatie tussen hem en [zijn weduwe] ook wel eens lastiger. Hij was bezig met de vraag wel trouwen/niet trouwen. In augustus 2020 speelde ook dat [zijn weduwe] altijd voor hem heeft gezorgd'.
Bewijsvermoeden niet ontzenuwd
Het hof concludeert dat uit de verklaring van de adviseur blijkt dat de man voor zijn vriendin iets in materiële zin wilde doen omdat zij voor hem had gezorgd en dat hij bezig is geweest met de vraag wel of niet trouwen.
'Met deze getuigenverklaring is het bewijsvermoeden niet ontzenuwd en is geen tegenbewijs geleverd, ook niet in combinatie met andere stukken in het dossier of de verklaringen van de andere getuigen'. Op grond daarvan concludeert het hof dat de zoons niet bewijzen dat hun vader wilde dat de ORV-uitkering aan hen zou toekomen. De weduwe mag de uitkering dus houden.