In de nota staat: "Een evenwichtige transitie vergt stuurmanskunst van pensioenuitvoerders. Zij moeten maatwerk leveren, binnen het wettelijk transitiekader, om de transitie zo optimaal mogelijk vorm te geven. Alle pensioenuitvoerders moeten tegelijk overstappen op de nieuwe opbouwsystematiek."
Verplichten
Dit impliceert dat de overheid de overstap naar de nieuwe systematiek van pensioenopbouw moet verplichten. Dat vergt aanpassing van de pensioenwetgeving, waaronder de fiscale kaders voor pensioenopbouw. Uit de nota: "Voor uitkeringsovereenkomsten zal de tijdsevenredige opbouw worden vervangen door een vorm van degressieve opbouw. Voor premieovereenkomsten betekent het een overstap van progressieve naar vlakke premies. Daarbij biedt de overheid via een transitiekader ruimte aan pensioenuitvoerders, zoals pensioenfondsen en verzekeraars, om door maatwerk tot een evenwichtige transitie te komen."
Subsidie
De overgang van de huidige tijdsevenredige opbouw naar de nieuwe degressieve opbouw heeft effecten voor huidige werkenden die al pensioen opbouwen. Zonder nadere maatregelen neemt de pensioenopbouw voor deze groep af door de overstap en ontvangen zij geen ‘subsidie’ meer op hun resterende pensioenopbouw. Zonder flankerend beleid zou het grootste effect optreden bij huidige 40 tot 50-jarigen.
Premieruimte
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft het totaal aan lagere pensioenopbouw door afschaffing van de doorsneesystematiek, voor alle huidige werkenden over de rest van hun werkzame leven, berekend op €100 miljard. Door het bieden van fiscale ruimte neemt de overheid €40 miljard voor haar rekening. De rest moet worden opgelost met premieverhogingen. Volgens het kabinet ontstaat er premieruimte rond 2020 omdat de pensioenleeftijd omhoog gaat en de zogenoemde VPL-premies vervallen (Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling).