Verzekeraar moet Rabo na 15 jaar nog dekking bieden voor ongeval onder werktijd

Verzekeraar moet Rabo na 15 jaar nog dekking bieden voor ongeval onder werktijd

Wanneer verjaart een aansprakelijkheidsclaim? In elk geval niet als de verjaring is gestuit en nog niet duidelijk is dat er überhaupt een claim te verwachten valt, zo besluit het gerechtshof. Rabobank kan als werkgever daarom 15 jaar na dato nog aanspraak maken op een vergoeding wegens een ongeval onder werktijd.

Een medewerker van de Rabobank krijgt in 2009 onder werktijd een eenzijdig auto-ongeluk. De bank heeft onder meer een schadeverzekering inzittenden bij Interpolis en een AOV die vlak daarvoor is uitgebreid met dekking voor aansprakelijkheid op grond van goed werkgeverschap.

Stuiting en aansprakelijkstelling

Bijna vijf jaar later meldt een belangenbehartiger van de medewerker zich bij de Rabobank met een stuitingsbrief: 'Cliënte stelt zich op het standpunt dat u zich na het ongeval niet als goed werkgever heeft opgesteld. Ter voorkoming van verjaring van haar eventuele vorderingsrecht heeft zij mij verzocht u te berichten dat zij ter zake hiervan ondubbelzinnig haar rechten op nakoming voorbehoudt.'

Nog eens vier jaar later, in 2018, komt de letseladvocaat op de kwestie terug. Er is dan een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij de schade is vastgesteld op een limiet van een miljoen euro, waarvan vanwege de beperkte dekking van de toepasselijke SVI-verzekering van Interpolis een bedrag van € 693.056 onbetaald is gebleven. Op grond van een collectieve ongevallenverzekering is in 2017 nog eens € 57.783,37 uitgekeerd. De bank had geen aanvullende dekking afgesloten en daarmee niet gehandeld in overeenstemming met de normen van goed werkgeverschap, zo stelt de belangenbehartiger, die de bank aansprakelijk stelt voor het tekort op de SVI-uitkering, dat na aftrek van de ongevallen-uitkering uitkomt op ruim € 635.000.

Verjaring

De bank wendt zich vervolgens tot de AOV-verzekeraar, die immers dekking biedt voor dergelijke claims, maar die beroept zich op verjaring. Dat beroep wordt echter verworpen door de kantonrechter. Bij het gerechtshof probeert de verzekeraar het opnieuw: de verjaringstermijn is gaan lopen op de dag van het ongeval (4 november 2009), of in ieder geval op 24 september 2014, de dag van de eerste brief van de advocaat. Die moet worden opgevat als een aansprakelijkstelling, zo betoogt de maatschappij. Rabobank vindt anderzijds dat er pas in 2018 sprake was van aansprakelijkstelling.

Wat was het moment van aansprakelijkstelling?

Volgens de wet verjaart een vordering tegen een verzekeraar drie jaar nadat een verzekerde of rechthebbende bekend is geworden met het recht op een uitkering. Met betrekking tot aansprakelijkheidsverzekeringen wijst de wetsgeschiedenis het moment van aansprakelijkstelling aan als het tijdstip waarop de verjaringstermijn gaat lopen, zo leest het hof.

Bepalend is dan wanneer er daadwerkelijk sprake was van een aansprakelijkstelling: was dat al in 2014, bij het sturen van de stuitingsbrief, of pas in 2018, toen de advocaat daadwerkelijk de term bezigde in de brief? De verzekeraar vindt het eerste. Het woord 'aansprakelijk' hoeft niet per se te vallen om toch van een aansprakelijkstelling te kunnen spreken, zo is het argument, en Rabobank wist al sinds 2009 van het ongeval en de nasleep. Als 'een van de grootste assurantietussenpersonen van Nederland' had Rabo de brief als een aansprakelijkstelling moeten opvatten.

De bank stelt echter dat het alleen om een stuiting ging en dat dat ook logisch was omdat op dat moment nog niet duidelijk was of de schade boven de, op basis van de SVI-verzekering gedekte, één miljoen euro uit zou komen. Er was geen claim, dus ook (nog) geen opeisbare vordering.

Stuiting kan ook als vordering nog niet duidelijk is

Het hof is het met de Rabobank eens. "Uit de tekst van de brief volgt – in tegenstelling tot uit de brief van 25 juni 2018 – de aansprakelijkstelling immers niet. Zo wordt in de brief verwezen naar het 'eventuele vorderingsrecht' van de werkneemster. Ook bevat de brief het expliciete verzoek van de advocaat om deze brief als stuitingshandeling in zin van art. 3:317 lid 1 BW aan te merken. Een stuitingsmededeling kan anders dan [de verzekeraar] kennelijk meent (ook) gedaan worden als nog niet vaststaat dat degene die de mededeling doet daadwerkelijk een vordering heeft op de schuldenaar."

In 2014 was nog niet duidelijk dat de SVI onvoldoende dekking zou bieden. Dat de bank het verwijt krijgt zich niet als een goed werkgever te hebben opgesteld en zeer deskundig is op verzekeringsgebied, weegt daarbij minder zwaar, zo oordeelt het hof. De verjaringstermijn is daarom pas in juni 2018 gaan lopen en dat is minder dan drie jaar voordat de AOV-verzekeraar is gedagvaard. Die zal dus hoogstwaarschijnlijk nog een forse som moeten uitkeren, zij het dat de hoogte van de schade nog bij de rechter moet worden bevochten.

Rob van de Laar

Rob van de Laar

redacteur AM

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.