Uit de transitiemonitor en aanvullende informatie van sociale partners blijkt dat sociale partners of werkgevers die hun pensioenregeling laten uitvoeren door een pensioenfonds, al bij zeker 31 pensioenfondsen een transitieplan hebben opgesteld. Deze pensioenfondsen zijn goed voor bijna 13 miljoen pensioenaanspraken (van de totaal circa 19 miljoen pensioenaanspraken bij
pensioenfondsen). In ieder geval bij 57 procent van de geanalyseerde transitieplannen heeft een vereniging van gepensioneerden en/of vereniging van de deelnemers zich gemeld bij de sociale partners die onderhandelen over de pensioenregeling om gebruik te maken van het hoorrecht.
Het hoorrecht wil zeggen dat pensioengerechtigden en voormalige werknemers hun mening mogen geven over de afspraken over de nieuwe pensioenregeling. De sociale partners moeten daarop een reactie geven.
Ingediend voor mijlpaal
Uit data van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat 62 procent van de pensioenfondsen/ kringen in de eerste helft van 2024 een transitieplan van de werkgever/sociale partners heeft ontvangen. 37 procent van de pensioenfondsen/kringen verwacht dit in de tweede helft van 2024. Schouten: "Daarmee zijn deze transitieplannen bij de pensioenuitvoerder ingediend voordat de mijlpaal van 1 januari 2025 is bereikt." Naar inzicht van de minister zullen er in 2025 14 pensioenfondsen/kringen invaren en wordt de piek verwacht in 2026 met 74 pensioenfondsen/kringen. In 2027 en 2028 varen respectievelijk 44 en 5 pensioenfondsen/kringen in.
Daarnaast is 25 procent van de pensioenfondsen/kringen niet van plan in te varen. Schouten: "Redenen om niet in te varen zijn bijvoorbeeld dat sociale partners van mening zijn dat invaren tot een onevenwichtig nadeel zal leiden of omdat zij voor die tijd liquideren."
Een ander proces voor verzekeraars
Voor regelingen ondergebracht bij verzekeraars of premiepensioeninstellingen (PPI’s) geldt een ander proces, schrijft de minister. "Het startpunt daarbij is het ontwerpen en testen van pensioenproducten die voldoen aan de Wtp. Vervolgens stellen zij voor hun producten een communicatie- en implementatieplan op." Bij het merendeel van de verzekeraars (83 procent) en PPI’s (75 procent) loopt de productontwikkeling conform planning. Het is vervolgens aan de werkgevers of sociale partners om hun keuze voor een pensioenregeling te maken. Een beperkt aantal regelingen ondergebracht bij verzekeraars en PPI’s, circa 2 tot 4 procent, is tot nu toe omgezet naar een regeling die past in het nieuwe pensioenstelsel.
Hoorrecht vroegtijdig inzetten
Een speciale regeringscommissaris houdt de voortgang van de transitie bij en geeft de minister advies. "Ze trekt de conclusie dat de transitie goed onderweg is", schrijft de minister. "Zij raadt aan om het hoorrecht zo vroegtijdig mogelijk in te zetten om breder draagvlak te creëren voor de transitie. Deze oproep heb ik ook eerder gedaan aan de sector. Daarnaast zal ik op korte termijn met ouderenbonden en sociale partners bezien hoe best practices gedeeld kunnen worden, om zo aan een optimale uitvoering bij te dragen."
Investeren in kennis ondernemingsraden
De regeringscommissaris adviseert ook te investeren in de kennis bij leden van ondernemingsraden. "Op die manier worden ondernemingsraden, waar dat aan de orde is, in staat gesteld een weloverwogen besluit te nemen over de gewijzigde pensioenregeling. Samen met de centrale sociale partners ben ik van plan om hier via het platform werkenaanonspensioen.nl nog meer aandacht aan te besteden en ondernemingsraden via geëigende media en bijeenkomsten goed te informeren."
Blijven inspannen
Tot slot schrijft de minister: "Om de transitie goed en tijdig te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat partijen zich blijven inspannen om de tussentijdse mijlpalen en de uiterste transitiedatum te halen." Eerder stuurde de minister al een voorstel naar de Tweede Kamer voor de verlenging van de transitietermijn tot 1 januari 2028. Daarmee krijgen de partijen die moeten voldoen aan de Wtp langer de tijd om de overgang naar het nieuwe stelsel vorm te geven.
