Adviseur niet aansprakelijk voor mislopen ORV-uitkering door verzwijgen ziekte

Adviseur niet aansprakelijk voor mislopen ORV-uitkering door verzwijgen ziekte

Een man loopt na het overlijden van zijn vrouw een uitkering van drie ton mis op de overlijdensrisicoverzekering. Haar ziekte was niet gemeld voor de ingangsdatum van de polis, al was de diagnose pas na de medische acceptatie gesteld. Het lijkt hem na jaren procederen niet te lukken zijn adviseur daarvoor te laten opdraaien, zo blijkt uit het advies aan de Hoge Raad.

Een stel heeft in 1999 een ander koophuis op het oog en schakelt een hypotheekadviseur in voor de benodigde financiering. Het advies luidt onder meer dat de lopende levenpolis bij Interpolis beter kan worden ingeruild voor een polis van Generali. In januari 2020 is de medische keuring en daarbij meldt het stel dat de vrouw eind jaren tachtig de ziekte van Hodgkin, ook wel lymfeklierkanker genoemd, heeft gehad. In maart wordt bij haar baarmoederhalskanker geconstateerd, waarvoor ze succesvol wordt behandeld. Deze ziekte wordt niet bij Generali gemeld. In april komt er een offerte met een verhoogde premie vanwege de medische voorgeschiedenis van de vrouw. Op 1 augustus krijgt het paar de sleutel van het nieuwe huis en gaat de overlijdensrisicoverzekering bij Generali in.

Generali houdt hand op de knip

In april 2001 volgt weer slecht nieuws: de baarmoederhalskanker blijkt uitgezaaid en zodanig ernstig dat de vrouw eind juli overlijdt. Een half jaar later laat Generali weten dat er geen uitkering zal volgen op de ORV, waar een bedrag van ruim drie ton op verzekerd is: voor de ingangsdatum van de verzekering is namelijk niet gemeld dat de vrouw nog na de keuring naar de dokter was geweest, de diagnose kanker had gekregen en in het ziekenhuis opgenomen was geweest. Kortom: schending van de mededelingsplicht.

Jaren later aansprakelijk gesteld

In september 2005 stelt de man het adviesbedrijf aansprakelijk voor de geleden schade (de misgelopen uitkering) omdat die voortvloeide uit het advies van de vof om de levensverzekering bij Interpolis op te zeggen en de nieuwe ziekte van de vrouw niet te melden aan Generali, zo staat het verwoord in de brief. Acht jaar later volgt nogmaals een aansprakelijkstelling, nu gericht aan de adviseur en tevens voormalig vennoot van het adviesbedrijf.

Inhoud gesprek niet meer aan te tonen

De zaak komt in 2015, ruim veertien jaar na het overlijden van de vrouw, voor de rechter. De man eist betaling van € 309.850,49 met rente en kosten. Voor de rechter stelt de man dat met de adviseur is besproken om niet bij Generali te melden dat de vrouw kanker had, omdat de medische acceptatie al achter de rug was. De rechtbank wijst die eis af vanwege verjaring en het gerechtshof volgt dat oordeel in hoger beroep. Maar de Hoge Raad vindt later dat de verjaring wel degelijk was gestuit, waarna het gerechtshof in Den Bosch aan de beurt is om de kwestie te beoordelen. Het is dan eind januari 2023. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende kan aantonen wat er precies is besproken in het gesprek van eind maart 2000. Daarom moet worden aangenomen dat de adviseur niet van de ziekte wist toen de risicoverzekering inging.

Geen opdracht gegeven

De man boekt evenmin succes met zijn betoog dat de adviseur een beroepsfout heeft gemaakt door niet te onderzoeken of de ORV bij Interpolis kon worden voortgezet. Voor die specifieke actie was geen opdracht gegeven, constateert het hof, en het was toen niet mogelijk om een risicoverzekering bij Interpolis aan te houden als de hypotheek niet bij de Rabobank liep. Bovendien is niet aannemelijk dat daar de ORV met de benodigde 150.000 euro verhoogd had kunnen worden als de ziekte wel was gemeld. Het paar had in de gesprekken tot slot ook aangegeven niet tevreden te zijn over de Rabobank, wat reden was om 'een onafhankelijk bemiddelaar' in te schakelen.

Betrekken bestaande relatie niet altijd nodig

De man blijft erbij dat hem drie ton door de neus is geboord en stapt (wederom) naar de Hoge Raad, waar procureur-generaal Hartlief deze week zijn vorige maand genomen conclusie heeft bekendgemaakt. De eerste klacht is dat een adviseur altijd de bestaande financieringsrelatie in zijn advies moet betrekken. Of dat zo is, kan in het midden blijven, aldus de PG: het gerechtshof heeft in zijn oordeel namelijk niet geïmpliceerd dat het anders is. Maar gezien het principiële karakter van de klacht gaat hij er toch dieper op in.

De contractuele zorgplicht van een assurantietussenpersoon als goed opdrachtnemer is algemeen van aard, zo is de conclusie. "De betekenis van de algemene contractuele zorgplicht van een assurantietussenpersoon in een concreet geval hangt dus (vaak) af van de omstandigheden van het geval, en daarom is voorzichtigheid geboden bij de invulling van deze algemene zorgplicht met concretere zorgverplichtingen die altijd of voor (grote) categorieën van gevallen gelden."

De PG acht het denkbaar dat een assurantietussenpersoon in een concreet geval verplicht is om een klant te waarschuwen voor, attenderen op, of informeren en/of adviseren met betrekking tot de mogelijkheid om een bestaande verzekering te verlengen of te continueren. Maar in dit geval is daar geen reden voor geweest omdat de adviseur niet wist van de ziekte van de vrouw en bovendien de voorkeur was uitgesproken om op een andere geldgever over te stappen.

Verplichting te concreet

De tweede klacht strandt ook. Die luidt dat de man niet hoefde te bewijzen dat hij opdracht had gegeven te onderzoeken of de levensverzekering bij Interpolis kon worden behouden, want dat was nu eenmaal zijn recht. Dat laatste gaat in dit geval niet op, zo oordeelde de PG al, en daarom was wel degelijk van belang of die specifieke opdracht nu wel of niet is gegeven. De bewijslast daarvoor ligt bij de klant.

"Ten overvloede merk ik nog op dat art. 6:248 lid 1 BW niet in het algemeen meebrengt dat een partij als de vof in een geval als het onderhavige in beginsel moet onderzoeken of een bestaande verzekering kan worden behouden. Deze verplichting is te concreet om in het algemeen op de voet van art. 6:248 lid 1 BW te stellen."

Ook het gegeven dat de klant niet had uitgesloten dat hij voor de hypotheekfinanciering bij Rabobank zou blijven en de bestaande levensverzekering bij Interpolis zou continueren, maakt niet dat daarmee opdracht was gegeven om te onderzoeken of de bestaande levensverzekering kon worden behouden.

Het advies aan de Hoge Raad is om het beroep van de man te verwerpen. Meestal worden de conclusies van de PG gevolgd; wanneer de uitspraak volgt is niet bekend.

Parket bij de Hoge Raad, 8 maart 2024

Rob van de Laar

Rob van de Laar

redacteur AM

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.