De gewond geraakte vrouw stapte vorig jaar naar de rechtbank in Maastricht om haar schade van een kleine 4 mille vergoed te krijgen als gevolg van het ongeluk. Toen bepaalde de rechtbank dat Achmea als WAM-verzekeraar de kans kreeg om te bewijzen dat de vrouw op de fiets geheel of gedeeltelijk blaam trof bij het ontstaan van het ongeval. Daarin slaagde de verzekeraar niet, waarna de rechtbank uitspraak deed in het voordeel van de fietser.
Fietser komt ten val
De fietser verklaarde dat de automobilist zich vlak voor de bijna-aanrijding in een onoverzichtelijke bocht geheel op haar weghelft bevond en dat zij zelf voldoende rechts reed. Beiden zouden met een snelheid van ongeveer 20 kilometer per uur hebben gereden; ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. In of nabij de bocht zagen de fietser en automobilist elkaar. De vrouw op de fiets remde hard, de automobiliste week nog iets uit naar rechts om een aanrijding te voorkomen. Dit slaagde weliswaar, maar het kon niet voorkomen dat de fietser viel en ernstig letsel opliep.
Automobilist maakte geen verkeersfout
Voor Achmea staat vast dat de automobilist geen verkeersfout heeft gemaakt en er alles aan gedaan heeft om een aanrijding te voorkomen. De bijna-botsing zou er volgens de verzekeraar mee te maken hebben dat de fietser te hard reed, de bocht heeft afgesneden en daarbij op de voor de automobilist bestemde weghelft terecht is gekomen.
Verklaringen lopen uiteen
Omdat de verklaringen die beide partijen aflegden niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel, is Achmea volledig aansprakelijk voor de schade die de fietser heeft geleden en mogelijk nog lijdt als gevolg van het ongeval. Achmea kan zich evenmin op overmacht beroepen; een beroep daarop kan, zoals de rechtbank vorig jaar in een tussenuitspraak verwoordde, alleen slagen wanneer de automobilist aannemelijk maakt dat haar geen verwijt gemaakt kan worden voor wat betreft haar deelname aan het verkeer.
Rekening houden met verkeersfout ander
“Daarbij zijn eventuele fouten van andere weggebruikers - daaronder begrepen het slachtoffer zelf - alleen van belang, indien zij voor de bestuurder van het motorrijtuig zo onwaarschijnlijk waren dat deze bij het bepalen van zijn verkeersgedrag met die mogelijkheid naar redelijkheid geen rekening hoefde te houden”, aldus de rechtbank. In de praktijk komt het erop neer dat wanneer niet bewezen kan worden dat de ander een fout heeft gemaakt, de verzekeraar van de automobilist opdraait voor de schade “ook al staat vast dat de aanrijding niet is veroorzaakt door een handelen in strijd met de verkeersregels van de bestuurder van het motorrijtuig.”