Deze rubriek wordt verzorgd door mr. W.C.T. Weterings, prof. mr. J. Borgesius en mr. B.K.M. Lauwerier
Nieuwe wetgeving
VERZEKERINGSPRIVAATRECHT
Pensioenrecht
Waardeoverdracht en afkoop klein pensioen
Met ingang van 1 januari 2023 is in werking getreden de Wet van 28 september 2022 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente. De wet voorziet onder meer in de volgende aanpassingen: 1. pensioenuitvoerders hebben het recht alle kleine pensioenen automatisch over te dragen, en niet alleen meer die zijn ontstaan door baanwisseling, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar; 2. voor zover pensioenuitvoerders nog een recht op afkoop hebben van kleine pensioenen, geldt dat voor alle kleine pensioenen, en eveneens niet alleen meer voor die ontstaan door baanwisseling, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar; en 3. pensioenuitvoerders hebben het recht ook kleine nettopensioenen en –lijfrenten af te kopen, zonder dat dit fiscaal gezien ‘onregelmatig’ is. Zie verder Kamerstukken 36 004. Stb. 2022, 387, 467 en 497
Met ingang van 1 januari 2023 is eveneens in werking getreden het Besluit van 21 november 2022 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de wet die de regeling voor waardeoverdracht of afkoop klein pensioen wijzigt. De hiervoor genoemde aanpassingen in onder meer de Pensioenwet hebben geleid tot de volgende wijzigingen in het uitvoeringsbesluit:
– uitbreiding van de informatie die de deelnemer ontvangt op het moment dat zijn deelname aan de pensioenregeling is beëindigd;
– het toezicht door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) is uitgebreid zodat zij ook toeziet op de naleving van de regels met betrekking tot de afkoop klein nettopensioen en een bestuurlijke boete van de 2e categorie kan opleggen bij overtreding van een voorschrift behorend bij automatische waardeoverdracht van alle kleine pensioenaanspraken of behorend bij afkoop klein nettopensioen;
– voor de situatie dat de collectieve beëindiging heeft plaatsgevonden tussen 1 januari 2018 tot 1 januari 2023 hebben uitvoerders langer de tijd om de eerste uitvraag te doen bij het pensioenregister, en
– het onderscheid tussen de ontstaansgronden van kleine pensioen is komen te vervallen, waardoor de artikelen die voorheen van toepassing waren op kleine pensioenen ontstaan door einde deelneming, nu gelden voor alle kleine pensioenen, met uitzondering van aanspraken op een vastgestelde uitkering ondergebracht bij een verzekeraar.
Stb. 2022, 468
Burgerlijk procesrecht
Collectieve acties
Met ingang van 25 juni 2023 zal in werking treden de Wet van 2 november 2022 tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de omzetting van Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2020, L 409) (Implementatiewet richtlijn representatieve vorderingen voor consumenten). Zie over de Richtlijn: deze rubriek in Het Verzekerings-Archief 2022-1. Voor het omzetten van de Richtlijn hoefde Nederland niet een heel nieuwe regeling te maken. Nederland heeft een regeling voor een collectieve schadevergoedingsactie sinds 1 januari 2020 in art. 3:305a tot en met art. 305d van het Burgerlijk Wetboek en in titel 14A van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die voldoet aan de eisen van de Richtlijn. Alleen waar de Richtlijn aanvullende regels geeft, was een aanpassing van de Nederlandse wet nodig. De collectieve schadevergoedingsactie is van toepassing bij een inbreuk op consumentenrechten. Het moet gaan om een natuurlijk persoon (een mens) en niet een rechtspersoon. Als een inbreuk op regels van Unierecht (vermeld in Bijlage I bij de Richtlijn) een groep consumenten raakt, kan een bevoegde consumentenorganisatie een verbod of een schadevergoeding vragen voor deze groep. In de bijlage zijn onder meer genoemd: art. 183-186 van Richtlijn Solvabiliteit II (informatieverplichtingen jegens verzekeringnemers), art. 17-24 en 28-30 van de Richtlijn verzekeringsdistributie (informatieverplichtingen jegens verzekeringnemers), de Richtlijn aansprakelijkheid voor producten, de Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, de Richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten, de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten, de Algemene Verordening gegevensbescherming en de Verordening PRIIP’s. Zie verder Kamerstukken 36 034.
Stb. 2022, 459
Verslaglegging
Duurzaamheid
Op 5 januari 2023 is in werking getreden Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (in de versie in de Engelse taal: Corporate Sustainability Reporting Directive – CSRD - ).Art. 4 is van toepassing vanaf 1 januari 2024 op boekjaren die op of na 1 januari 2024 aanvangen.
De ‘Green Deal’ is de nieuwe groeistrategie van de Unie. Er wordt mee beoogd de Unie om te vormen tot een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten. Tevens wordt ermee beoogd het natuurlijk kapitaal van de Unie te beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van Unieburgers tegen milieugerelateerde risico’s en effecten te beschermen. Bij Verordening (EU) 2021/1119 is de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken bindend gemaakt voor de Unie. De openbaarmaking door bepaalde categorieën ondernemingen van relevante, vergelijkbare en betrouwbare duurzaamheidsinformatie is een noodzakelijke voorwaarde om die doelstellingen te behalen. Verordening (EU) 2019/2088 (zie deze rubriek in Het Verzekerings-Archief 2021-2) regelt de wijze waarop financiëlemarktdeelnemers en financieel adviseurs duurzaamheidsinformatie moeten verschaffen aan beleggers en vermogensbeheerders. In Verordening (EU) 2020/852 is een classificatiesysteem opgesteld voor ecologisch duurzame economische activiteiten met als doel duurzame investeringen op te schalen en ‘greenwashing’ van financiële producten waarvan ten onrechte wordt beweerd dat zij duurzaam zijn, te bestrijden (‘Taxonomie’, zie deze rubriek in Het Verzekerings-Archief 2022-2). Met Verordening (EU) 2019/2089 zijn ecologische, sociale en governance- (ESG) informatieverschaffingsvereisten voor benchmarkbeheerders ingevoerd, alsook minimumnormen voor de opstelling van EU-klimaattransitiebenchmarks en op het Verdrag van Parijs van 4 november 2016 afgestemde EU-benchmarks.
Bij Richtlijn 2014/95/EU (Non-Financial Reporting Directive – NFRD - ) is Richtlijn 2013/34/EU gewijzigd met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie door bepaalde grote ondernemingen en groepen. Met Richtlijn 2014/95/EU werd een verplichting voor ondernemingen ingevoerd om informatie mee te delen die minstens betrekking heeft op milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en de bestrijding van corruptie en omkoping. Met betrekking tot die onderwerpen moeten ondernemingen op grond van Richtlijn 2014/95/EU informatie openbaar maken over de volgende rapporteringsgebieden: bedrijfsmodel; beleid, met inbegrip van passende zorgvuldigheidsprocedures; de resultaten van dat beleid; risico’s en risicobeheer, en essentiële prestatie-indicatoren die relevant zijn voor de bedrijfsactiviteit. De onderhavige Richtlijn sluit hierop aan en onderwerpt meer ondernemingen aan duurzaamheidsrapporteringsvereisten. Met de in deze wijzigingsrichtlijn opgenomen wijzigingen van Richtlijn 2013/34/EU zullen naar verwachting de vergelijkbaarheid van gegevens worden vergroot en de standaarden worden geharmoniseerd.
Verzekeringsondernemingen spelen een cruciale rol in de transitie naar een volledig duurzaam en inclusief economisch systeem in overeenstemming met de Green Deal. Zij kunnen aanzienlijke positieve en negatieve effecten hebben via hun leen-, beleggings- en verzekeringsactiviteiten. Zoals bekend moeten duurzaamheidsrisico’s tot uiting komen in het governancesysteem van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en bij de inschatting van de algehele solvabiliteitsbehoeften van die ondernemingen (zie deze rubriek in Het Verzekerings-Archief 2021-4). Voor verzekeringsondernemingen die niet verplicht zijn om Richtlijn 2013/34/EU na te leven, waaronder onderlinge en coöperatieve ondernemingen, zullen de duurzaamheidsrapporteringsvereisten daarom gelden op voorwaarde dat zij aan bepaalde omvangscriteria voldoen. Gebruikers van duurzaamheidsinformatie zullen dan zowel de effecten van dergelijke verzekeringsondernemingen op mens en milieu als de risico’s die voortvloeien uit duurzaamheidskwesties waarmee dergelijke verzekeringsondernemingen te maken kunnen krijgen, kunnen beoordelen. Met Richtlijn 2013/34/EU is voorzien in drie mogelijke criteria om te bepalen of een onderneming moet worden beschouwd als een ‘grote onderneming’, namelijk het balanstotaal, de netto-omzet en het gemiddeld aantal werknemers per boekjaar. Het netto-omzetcriterium is nu voor verzekeringsondernemingen aangepast door in plaats van naar de in Richtlijn 2013/34/EU vastgelegde algemene definitie, naar de definitie van netto-omzet van Richtlijn 91/674/EEG te verwijzen.
De lijst van duurzaamheidskwesties waarover ondernemingen moeten rapporteren is zoveel mogelijk in overeenstemming met de in Verordening (EU) 2019/2088 vastgelegde definitie van de term ‘duurzaamheidsfactoren’ en helpt te voorkomen dat een discrepantie ontstaat tussen informatie die gebruikers nodig hebben en informatie die door ondernemingen wordt gerapporteerd. Die lijst is ook afgestemd op de behoeften en verwachtingen van gebruikers en ondernemingen, die vaak de termen ‘ecologisch’, ‘sociaal’ en ‘governance’ gebruiken als een manier om de drie belangrijkste duurzaamheidskwesties in te delen. Governancekwesties worden echter niet uitdrukkelijk genoemd in de in Verordening (EU) 2019/2088 vastgelegde definitie van duurzaamheidsfactoren. De definitie van de term ‘duurzaamheidskwesties’ in Richtlijn 2013/34/EU, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, omvat dan ook ecologische, sociale en mensenrechten en governancefactoren en is gebaseerd op de in Verordening (EU) 2019/2088 vastgelegde definitie van ‘duurzaamheidsfactoren’. De rapporteringsvereisten van Richtlijn 2013/34/EU mogen geen afbreuk doen aan nationale rapporteringsvereisten.
PbEU 2022, L 322/15
Verbintenissen tot betaling van een geldsom
Wettelijke rente
Met ingang van 1 januari 2023 is in werking getreden het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente.Met dit besluit wordt per 1 januari 2023 de wettelijke rente als bedoeld in art. 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aangepast van 2% naar 4%. De laatste wijziging van de wettelijke rente vond plaats per1 januari 2015. Omdat de daartoe gehanteerde vaststellingssystematiek als referentierente de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank hanteert en de stand van deze rente zich sedert begin 2015 op of rond het 0-% bevond, is het percentage van de wettelijke rente sindsdien niet meer gewijzigd.
Stb. 2022, 520
Ongevallen
Avarij-grosse
Met ingang van 1 januari 2023 is in werking getreden het Besluit van 16 december 2022 tot wijziging van het besluit van 5 februari 2000, houdende regels inzake avarij-grosse ter uitvoering van artikel 1022 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb 2000, 110). Art. 8:1021 BW regelt dat de kosten die zijn gemaakt en de verliezen die zijn geleden ter redding van een schip en zijn lading, moeten worden vergoed door de partijen die een direct belang hebben gehad bij de genomen maatregelen (avarij-grosse). Het huidige art. 8:1022 BW regelt vervolgens dat de vergoedingen in avarij-grosse en de dragende waarden van de in de avarij-grosse bijdragende belangen worden bepaald met inachtneming van de Rijnregels I.V.R., welke nader zijn omschreven bij algemene maatregel van bestuur. Deze algemene maatregel van bestuur is het besluit van 5 februari 2000, houdende regels inzake avarij-grosse ter uitvoering van artikel 1022 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (Stb 2000, 110). Het besluit regelt dat onder de Rijnregels I.V.R. worden verstaan de Rijnregels I.V.R. 1979 (Uitgave 1996), zoals vastgesteld door de Internationale Vereniging het Rijnschepenregister op 17 november 1995. De Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2022 (Stb. 2022, 345) vervangt in art. 8:1022 BW ‘de Rijnregels I.V.R’ door ‘de Avarij-Grosse Regels IVR’. De reden hiervoor is dat door de verbinding tussen de Rijn en de Donau de nieuwste Avarij-Grosse regels niet alleen voor de binnenvaart op de Rijn gelden, maar ook voor de binnenvaart op andere binnenwateren. Door deze wetswijziging moest ook het besluit worden aangepast.
Stb. 2022, 521
Zorgverzekering
Premie
Met ingang van 1 januari 2023 is in werking getreden het Besluit van 6 december 2022 tot wijziging van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de verhoging van de maximale inhouding op het minimumloon voor de betaling van de zorgpremie van de werknemer door de werkgever die hiertoe is gemachtigd door de werknemer De bovengrens van maximaal de geraamde gemiddelde nominale premie is destijds bepaald in de situatie met de toen vastgestelde vereveningsbijdrage. Door een aanpassing in de vereveningsbijdrage is met de huidige bovengrens de toegang tot polissen beperkt. Daarom is voorgesteld om de bovengrens voor de inhouding te verhogen met 10%. Er zijn momenteel circa 40% polissen op de markt met een premie waarmee het mogelijk is om een inhouding te verrichten onder de bovengrens zoals jaarlijks wordt vastgesteld in de Regeling geraamde gemiddelde nominale premie, rekening houdend met de premie voor het herverzekeren van het verplicht eigen risico, welke premie ook onder het Besluit valt. Als de bovengrens wordt verruimd met 10%, dan is circa 80% van de polissen op de markt toegankelijk. Om die reden wordt een opslagpercentage van 10% reëel geacht. Dat geeft voldoende ruimte voor werkgevers en werknemers om een polis te vinden waarbij daadwerkelijk inhouding mogelijk is op het wettelijk minimumloon en voldoende ruimte voor zorgverzekeraars om dat te faciliteren met een polis. Door de aanpassing in de vereveningssystematiek wordt het teveel aan vereveningsbijdrage voor arbeidsmigranten teruggebracht naar nihil en is de verwachting dat de opslag van 10% ook voor de komende jaren toereikend zal zijn.
Stb. 2022, 496
VERZEKERINGSPUBLIEKRECHT
Verzekeringstoezicht (algemeen)
Samenwerkingsprotocol AP-DNB
Op 25 oktober 2022 is in de Staatscourant gepubliceerd het Samenwerkingsprotocol tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en De Nederlandsche Bank N.V. In verband met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) hebben de AP en DNB afspraken gemaakt over de samenwerking bij het toezicht. De AP en DNB voeren de in de AVG,de Wft en de Wwft, genoemde taken uit, ieder met eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De AP en DNB werken samen om de kwaliteit van het aan hen opgedragen toezicht te bevorderen. Daarbij maken de toezichthouders waar mogelijk gebruik van de bij hen beschikbare informatie en toezichtinstrumenten, met toepassing van de in dit samenwerkingsprotocol vastgelegde afspraken.
Stcrt. 2022, 28259
Verzekeringstoezicht (prudentieel)
Klimaatverandering en solvabiliteit
Op 2 augustus 2022 is door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority – EIOPA -) in Frankfurt gepubliceerd de 142 pagina’s tellende Application guidance on running climate change materiality assessment and using climate change scenarios in the ORSA (Own Risk and Solvency Assessment; BoS-22/329). This application guidance is a follow-up from EIOPA’s Opinion on the supervision of the use of climate change risk scenarios in ORSA published in April 2021 (EIOPA-BoS-21-127 - EIOPA, 2021a). The Opinion was addressed to the national competent authorities on the basis of Article 29(1)(a) of Regulation (EU) No 1094/2010 and aims to enhance supervisory convergence. The Opinion sets out supervisory expectations on the integration of the use of climate change scenarios by insurance undertakings in their Own Risk and Solvency Assessment ORSA. Given that undertakings will be impacted by climate change-related physical and transition risks, EIOPA believes it is important to encourage a forward-looking management of these risks, also in the long term. Currently, only a small minority of undertakings assess climate change risk using scenario analysis in the ORSA. Moreover, where undertakings perform a quantitative analysis of climate change risk, most assessments take a short-term perspective.
eiopa.europa.eu
‘Cyber’risico’s in polissen
De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen heeft op 9 augustus 2022 op haar website gepubliceerd de Supervisory Statement on Management of Non-Affirmative Cyber Exposures. EIOPA delivers this Supervisory Statement on the basis of Article 44(1), Article 45(1) and (2), and Articles 183 to 186 of the Directive 2009/138/EC (Solvency II).This Supervisory Statement is addressed to the competent authorities, as defined in Article 4(2) of Regulation (EU) No 1094/2010. Non-affirmative cyber exposure (also called ‘silent cyber’) refers to instances where cyber coverage is neither explicitly included nor excluded within an insurance policy. If a cyber event materialises, this can lead to potentially significant and unexpected losses across lines of business, ultimately leading to time-consuming, expensive, and unpredictable litigation. As experienced during the pandemic situation with regard to Business interruption claims, denial of claim pay-outs in case of uncertainty in coverage could lead to lengthy court cases which could translate into either significant losses for the sector or to a loss of confidence from policyholders. Uncertainty as to what is covered could also lead to a mis-match between policyholders’ expectations about the estimated coverage and actual pay-outs following cyber incidents. Similar concerns arise regarding the uncertainty of the qualification of cyber attacks as an act of war and consequently wether it would be included in the general war exclusions. Uncertainties regarding the definition of an act of war, including cyber risks, and the potential identification of the attackers' source from state or government-related agencies, might inhibit the development of robust, socially beneficial cyber insurance markets. The difficulty in identifying non-affirmative cyber exposure and coverage is an issue that requires high attention from both undertakings and supervisory authorities.
eiopa.europa.eu
‘Systemic events’ risico’s in polissen
De Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen heeft op 26 augustus 2022 op haar website gepubliceerd de Supervisory Statement on exclusions in insurance products related to risks arising from systemic events. The European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA) delivers this Supervisory Statement on the basis of Chapter V of Directive (EU) 2016/97 (IDD) and Commission Delegated Regulation (EU) 2017/2358 (POG Delegated Regulation). This Supervisory Statement is addressed to the competent authorities. The aim of this Supervisory Statement is to promote supervisory convergence on how NCAs supervise the treatment of exclusions relating to risks arising from systemic events in insurance contracts. Pandemics, climate change-related phenomena or large cyber-attacks are examples of events which have the potential of being systemic events. These are defined as severe events which cause broad-based disruptions and significant adverse effects to public health or safety, to the economy or to national security. In the wake of such events, other financial risks develop as a result of increasing insolvencies or vulnerabilities, making society prone to suffer from indirect impacts as well direct ones, further increasing vulnerability and ultimately resulting in a loss of trust in the financial sector from society and capital. Following these events, there is an increasing risk that insurance products may become unaffordable, or unavailable for these events. There is also a risk that products which may have had originally covered these events and/or which may have been silent in relation to the coverage for these events may explicitly exclude them considering the insurance sector’s need to limit exposure and to continue providing effective coverage for insurable events. For example, the COVID-19 pandemic crisis unveiled issues in relation to clarity and possible protection gaps for non-damage business interruption insurance coverage and travel insurance coverage. Climate change heightens the risk of an increase in the current insurance protection gap for natural catastrophes. The current invasion of Ukraine by Russian forces, which increases the risk of cyberattacks, also highlights the risks that cyber protection gaps may increase as cyber risks may become unaffordable or uninsurable. Beyond the above considerations, these systemic events also underlined increasing detriment to existing and potential customers in light of ambiguous contractual terms and lack of clarity on whether losses arising from such events are covered leading to disputes between customers and insurance undertakings, reputational risks for the sector and possible significant losses for all parties involved. eiopa.europa.eu
Operationeel (ICT) risico
Op 16 januari 2023, met toepassing met ingang van 17 januari 2025, is in werking getreden Verordening (EU) 2022/2554 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 909/2014 en (EU) 2016/1011. Hoewel het alomtegenwoordige gebruik van ICT- systemen en een hoge mate van digitalisering en connectiviteit tegenwoordig belangrijke kenmerken zijn van de activiteiten van financiële entiteiten in de Unie, moet hun digitale weerbaarheid nog beter worden aangepakt en in hun ruimere operationele kaders worden ingebouwd. De verzekeringssector is ook getransformeerd door het gebruik van ICT-technologie, van de opkomst van verzekeringstussenpersonen die met InsurTech werken en hun diensten online aanbieden tot het digitaal afsluiten van verzekeringen. Deze verordening is gericht op het consolideren en verbeteren van de vereisten inzake ICT-risico die deel uitmaken van de vereisten inzake operationeel risico, en welke tot dusver afzonderlijk zijn behandeld in verschillende rechtshandelingen van de Unie.
PbEU 2022, L 333/1