In een kort geding bij de rechtbank in Den Haag probeerde de belangenbehartiger te voorkomen dat zijn kantoor in de IVR's en het EVR geregistreerd zou worden. De dubbele claim was volgens hem het gevolg van een misverstand in zijn organisatie. Een andere medewerker had de claim bij Achmea in behandeling genomen zonder weet te hebben van de eerste schademelding bij NN. Hijzelf wist naar eigen zeggen niet dat er ook een claim bij Achmea liep.
Twee zaken, één behandelaar
De voorzieningenrechter vindt die uitleg niet aannemelijk. Alle correspondentie richting beide verzekeraars is ondertekend door één persoon: de eigenaar van het letselbureau. Het slachtoffer zelf heeft in zijn gesprekken met de fraudeonderzoekers niet één keer de naam van de kantoormedewerker genoemd. Zelfs niet toen de onderzoekers vertelden dat er meer mensen werkten bij de belangenbehartiger.
Tegenstrijdige verklaringen
Bovendien zocht Achmea al in een vroeg stadium contact met de belangenbehartiger toen ze ontdekten dat er nog een ongeval met hetzelfde slachtoffer had plaatsgevonden. Daarop reageerde hij destijds dat hij niets wist over een claim bij NN. Dat is in strijd met zijn staande verklaring dat hij de zaak bij NN behandelde en geen weet had van een schade bij Achmea.
'Onbereikbaar slachtoffer'
Het had volgens de rechter voor de hand gelegen als hij daarna snel orde op zaken had gesteld. Maar er volgden maanden van radiostilte, tot het moment waarop de fraude werd aangetoond. Ter zitting zei de belangenbehartiger dat hij maandenlang contact heeft gezocht met het slachtoffer, maar tevergeefs. De rechtbank veegde dat argument terzijde: “Niet valt in te zien waarom hij overleg met [slachtoffer] nodig had om helderheid te geven over de gang van zaken binnen zijn kantoor.”
De verwijzingen in de frauderegisters blijven staan. De belangenbehartiger draait ook op voor bijna 1.700 euro aan proceskosten.