Verzekeraars van buiten de EU die geen bijkantoor hebben in de Europese Unie, mogen sinds dit jaar niet meer actief zijn op de Nederlandse markt. Reden daarvoor is dat de Europese eisen aan verzekeraars de laatste jaren strenger zijn geworden. Volgens de overheid is een gelijk speelveld niet meer te waarborgen, omdat al deze eisen moeilijk controleerbaar zijn in landen waarin DNB en de AFM niet samenwerken met de toezichthouders.
Non-argument
Maar op de bepaling in de Wft 2021 die het verbod op de zogeheten derdelandverzekeraars regelt, is nogal wat af te dingen, concludeert emeritus-hoogleraar verzekeringsrecht Hans Borgesius in een bijdrage aan het Verzekerings-Archief. Dat het lastig is om te controleren of een niet-EU-verzekeraar voldoet aan eisen omtrent kapitaal, bedrijfsvoering, integriteit en governance, is bijvoorbeeld niet vol te houden: "Van de staten die in OESO-verband samenwerken, hebben velen een geavanceerd verzekeringstoezicht met een hoog niveau van bescherming voor polishouders." De meeste verzekeraars die diensten verrichten naar Nederland, zijn bovendien afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk en verzekeraars die daar hun zetel hebben, voldoen aan de Richtlijn Solvabiliteit II. "Het controle-argument is dan eigenlijk geen argument meer voor het instellen van een verbod op cross-border insurance, zou men denken. De ongefundeerde uitspraak van de regering, dat een en ander vanuit Nederland ‘niet of nauwelijks te controleren’ zou zijn, kan niet overtuigen."
Paradoxaal
Maar er schort meer aan: dat er met het verbod invulling wordt gegeven aan 162 van de EU-richtlijn Solvabiliteit II, is een misverstand, aldus Borgesius. Die geldt ook voor herverzekeraars van buiten de EU, die wel welkom zijn in Nederland. "De bedoeling was uitsluitend vestiging van een bijkantoor – zowel van directe verzekeraars als van herverzekeraars – van beperkingen te ontdoen. Het is dan paradoxaal dat volgens de regering de Europese Commissie, op grond van een tekst die gelijkelijk geldt voor verzekeraars en herverzekeraars, een onderscheid zou maken tussen beide soorten verzekeraars. Waarom zou art. 162 wel op dienstverrichting door verzekeraars betrekking hebben, en niet op dienstverrichting door herverzekeraars?" De overheid stelt dat grensoverschrijdende herverzekering Nederlandse verzekeringnemers een grotere keuze zou geven en zou bijdragen aan meer concurrentie. "Geldt dat ook niet voor directe cross-border insurance?" Ook het argument dat de Brexit een rol zou spelen, overtuigt Borgesius niet: "Het heeft er alle schijn van dat de Nederlandse wetgever hier is doorgeschoten in zijn – doorgaans niet publiekelijk getoonde – ijver om een ‘gemeenschapstrouwe’ lidstaat te zijn."
Verbod gaat te ver
Het verbod van de Wft 2021 gaat verder dan is toegestaan door verdragen, concludeert hij dan ook. Zo heeft Nederland heeft zich in het internationale dienstenverdrag GATS ertoe verplicht geen enkele maatregel te nemen die zijn onderdanen zou kunnen verhinderen of ontmoedigen om in derde landen verzekeringsdiensten te betrekken voor de dekking van grote risico’s. Bovendien schiet de maatregel zijn doel voorbij: "257.000 polissen die twee van de als dienstverrichter geregistreerde derdelandverzekeraars in 2020 in Nederland hadden lopen, zullen niet geprolongeerd kunnen worden. Ter bescherming van polishouders? Er is geen enkele aanwijzing dat die verzekeraars niet onder adequaat toezicht staan in hun zetelland of dat zij niet solide zijn."
Nederland lokt tegenmaatregelen uit
Verder levert de maatregel strijd op met de beginselen van behoorlijke wetgeving, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het willekeurbeginsel. "Het effect van de Wft 2021 is dat 170 Britse verzekeraars en 26 verzekeraars uit andere derde landen, die na notificatie rechtsgeldig tot de markt waren toegelaten, uit de markt worden gedrukt op basis van – in het licht van artikel VI van de GATS verboden – intransparante criteria uit een niet-representatief onderzoek informatie zou zijn verkregen van 8 van 30 aangeschreven verzekeraars uit een bestand van 196 notificaties." De betrokken verzekeraars is bovendien niet gewezen op de mogelijkheid van gelijktijdige inschrijving in het – toen nog bestaande – register voor derdeland-dienstverrichting. "Hoe het ook zij, door het eenzijdig poneren van een importverbod als regel van internationaal recht lokt Nederland mogelijk als tegenmaatregel soortgelijke verboden door derde landen uit ten nadele van Nederlandse verzekeraars met exportpretentie. Internationale spreiding van risico’s wordt daardoor bemoeilijkt. De beschikbaarheid van verzekeringsdekking, broodnodig in deze tijd van klimaatverandering en pandemieën kan erdoor worden beïnvloed. Internationale verzekeringsprogramma’s moeten mogelijk worden herzien."