Op de Nederlandse woningmarkt is daardoor een zeepbel onstaan, zegt de commissie in haar eindrapport. De vraag ging het aanbod ver te boven. "Uniek voor Nederland was dat juist in de periode van de grootste prijsstijgingen de vraagtoename gepaard ging met afnemende woningproductie van zowel huur- als koophuizen. In andere landen die een prijsexplosie kenden, bijvoorbeeld Spanje, Ierland en de Verenigde Staten, reageerde de woningproductie juist wel sterk op de groeiende vraag en de stijgende prijzen."
De prijzen stegen vooral doordat de financieringsmogelijkheden ruim waren. "Vraagfactoren waren dominant bij de sterke prijsstijging. De vraag werd daarbij hoofdzakelijk bepaald door de financieringsruimte. Meer leencapaciteit leidde tot stijgende huizenprijzen, met een zelfversterkend effect. Aanbodfactoren speelden op macroniveau nauwelijks een rol bij de prijsvorming."
Geldverstrekkers hebben net als consumenten de risico's onderschat en hebben bovendien een dubieuze rol gespeeld, zo schrijft de commissie. "De woonconsument is de afgelopen periode aangemoedigd gebruik te maken van de maximale leencapaciteit om een zo duur mogelijk huis te kopen en heeft van deze mogelijkheden grif gebruik gemaakt. Partijen in het grond- en bouwproces en hypotheekverstrekkers hebben de opbrengst uit de voortdurend stijgende verkoopprijs van nieuwbouwwoningen onderling verdeeld. Deze partijen verdienden fors aan de prijsstijging. De woonconsument had nauwelijks inzicht in en invloed op dit proces. Wél hebben veel woonconsumenten bij de verkoop geprofiteerd van de overwaarde van de woning. Alleen kreeg
de gemiddelde woonconsument bij de aankoop van een nieuwe woning niet evenredig meer huis voor het geld."
Lees hier het volledige rapport van de commissie
Mercedes-Benz Insurance Services