“Consument wil dat verzekeraar medewerking verleent aan de afkoop van haar uitvaartverzekering”, valt te lezen in de uitspraak. “Consument stelt dat het eerste afgegeven polisblad een recht op afkoop vermeldt en dat de uitvaartverzekering niet meer nodig is, omdat consument na haar overlijden haar lichaam ter beschikking stelt aan de wetenschap.”
Recht om af te kopen
De vrouw heeft volgens haarzelf het recht om de verzekering af te kopen, omdat zij van mening is dat op het eerste afgegeven polisblad uit 1981 van de rechtsvoorganger een recht op afkoop vermeld staat. “Verzekeraar moet het eerste afgegeven polisblad uit 1981 aan consument verstrekken”, vindt zij. “Dat de verzekeraar bij het overzetten van de administratie van zijn rechtsvoorganger het polisblad niet heeft bewaard en verzekeraar dit polisblad daardoor niet kan overleggen moet voor zijn eigen rekening en risico te komen van de verzekeraar.”
Niet in verhouding
In haar pleidooi meldt ze ook dat de nabestaanden hebben verklaard dat zij de uitkering uit de verzekering niet behoeven. Daarbij komt dat de verzekerde waarde “niet in verhouding staat” tot de huidige kosten van een uitvaart. Het verzekerde bedrag is 4.538 euro, uit te keren onmiddellijk na het overlijden van de verzekerde.
Niet afkoopbaar
De commissie oordeelt dat uit de voorwaarden voortvloeit dat de verzekering niet afkoopbaar is en dat consument niet heeft bewezen dat op het eerste afgegeven polisblad een recht op afkoop is vermeld. “De consument heeft echter geen stukken in de klachtenprocedure ingebracht waaruit blijkt dat het eerst afgegeven polisblad inderdaad een recht op afkoop vermeldt.” Dat de uitvaartverzekering niet langer is benodigd, doet er volgens de commissie niet toe. ” Het betreffen persoonlijke keuzes van consument en haar familie.” De geschillencommissie wijst al met al de vordering af.