Volgens het pensioenakkoord mogen huidige regelingen bij verzekeraars ongewijzigd worden voortgezet. Voor nieuwe werknemers betekent dit dat zij vanaf een bepaalde datum een vlakke premie gaan betalen in plaats van een oplopende premie, volgens een actuariële staffel. Werkgevers worden hierdoor binnen hun onderneming opgezadeld met meerdere regelingen, wat niet alleen kostenverhogend is, maar volgens de Pensioenorde vooral ook foutgevoelig is.
Onderscheid houdt transitie van werknemers tegen
“Daarnaast zorgt het voor onderscheid op datum in dienst. Op zich een toegestaan onderscheid vanuit de wetgeving, maar dit zal zeker de transitie van werknemers naar andere werkgevers gaan tegenhouden”, aldus de organisatie van pensioenadviseurs en pensioendeskundigen. “Immers, de kans wordt groot dat als je als werknemer van een stijgende staffel gaat overstappen naar een lagere, gelijkblijvende staffel. Met steeds meer pensioenbewustzijn onder de werknemers zal dit ongetwijfeld de arbeidsmobiliteit beperken.”
Akkoord heeft vooral betrekking op fondsen
Recent meldde minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat overeenstemming is bereikt over de uitwerking van het pensioenakkoord. Nog niet alle details hiervan zijn gedeeld met de buitenwereld. De vakbonden hebben nog niet ingestemd met de pensioenregelingen. “Dit blijft een vreemde gewaarwording, dat opeens de sociale partners aan tafel zitten en onder meer beslissingen gaan nemen over verzekerde DC-regelingen. Dergelijke pensioenregelingen zijn van toepassing voor circa 1,3 miljoen werknemers, die hierover civiel-rechterlijke afspraken hebben lopen met hun werkgevers”, aldus de Pensioenorde.
Pensioenakkoord bevat een aantal weeffouten
De adviseurs zijn niet op alle punten negatief over het Pensioenakkoord. “Wij willen nog eens benadrukken dat het gesloten pensioenakkoord een aantal weeffouten bevat. In vele media wordt aangegeven dat het huidige stelsel achterhaald is en dat deze hard toe was aan revisie. Op zich een goede constatering, maar deze is toch voor het grootste gedeelte van toepassing op pensioenfondsen die niet zijn meegegaan in de vaart der volkeren.” Ook het Verbond van Verzekeraars wees eerder al op een weeffout in het pensioenakkoord en zette de belangrijkste pijnpunten van het akkoord uiteen.
Pensioenverzekeraar is al moderne pensioenuitvoerder
De sterk gewijzigde arbeidsmarkt – werknemers wisselen gemiddeld eens per zeven jaar van werkgever – is een van de redenen dat de doorsneepremiesystemathiek haar langste tijd heeft gehad. “Immers, jonge werknemers betalen in een pensioenfonds veel ten opzichte van oude werknemers. Daarnaast hebben wij te maken met een kunstmatig lage rente, waardoor nominale aanspraken de laatste jaren boterzacht zijn gebleken.” De problematiek waar fondsen mee te maken hebben is niet van toepassing op de moderne pensioenuitvoerder. “Deze werkt met moderne DC-regelingen, die toekomstbestendig zijn en waar er oplossingen zijn voor de renteschommelingen. Waarom worden zij dan het kind van de rekening?”
Werkgevers stoppen wellicht met pensioenopbouw
De Pensioenorde verwacht dat werkgevers in de toekomst andere keuzes maken op basis van de kostenverhogingen die hen te wachten staan. “Indien mogelijk gaan zij wellicht stoppen met pensioenopbouw. Dit zal tot een verschraling van de pensioentoezeggingen in Nederland leiden. Waarom kiest onze wetgever niet voor twee fiscale regiems: één voor pensioenfondsen en één voor verzekerde regelingen met de mogelijkheid van stijgende staffels? Hiermee voorkom je beperking van de arbeidsmobiliteit, hou je de kosten gelijk en is er geen compensatie voor bepaalde groepen nodig.”
Er zijn nog steeds groepen die geen pensioen opbouwen
De Pensioenorde ziet met lede ogen aan dat “wordt gesproken over de toegang van de zzp’er tot het tweede-pijlerpensioen, maar dat er nog steeds groepen overblijven die geen pensioen hoeven op te bouwen. Nu wij toch het pensioenstelsel aan het vernieuwen zijn, blijft de vraag waarom we in Nederland niet overstappen naar een algemene verplichtstelling om pensioen op te bouwen. Een pensioenverplichting zonder de verplichting het pensioen te moeten onderbrengen bij een pensioenfonds. Keuzevrijheid in de pensioenuitvoerder maar wel met veel solidariteit.”