Lijfrentepolishouder kan ook voor gerechtshof adviseur niet aansprakelijk stellen voor begunstiging neef

Lijfrentepolishouder kan ook voor gerechtshof adviseur niet aansprakelijk stellen voor begunstiging neef

Een man wiens neef door een betwiste begunstiging de uitkering uit een lijfrentepolis opstreek, heeft na een jarenlange juridische strijd ook bij het gerechtshof nul op het rekest gekregen. De betrokken tussenpersoon kan niet aansprakelijk worden geacht.

De man sluit in 1979 via een tussenpersoon bij Stad Rotterdam een lijfrenteverzekering met een looptijd van 30 jaar. Hijzelf is eerste begunstigde en in 2003 vraagt de man aan Stad Rotterdam of zijn neef als begunstigde van de verzekering op het polisblad kan worden aangetekend "per zo spoedig mogelijk". Onder de brief staan twee handtekeningen. Een kleine maand later krijgt de tussenpersoon het wijzigingsblad waarop de neef als tweede begunstigde staat vermeld.

In mei 2008 tekent de verzekerde bij een ander assurantiekantoor een aanvraagformulier waarop staat dat als eerste én tweede begunstigde van de verzekering de neef wordt gekozen. Ook diens handtekening staat op het formulier, waarop namens de verzekerde tevens wordt aangegeven dat de verzekering moet worden overgevoerd naar de nieuwe tussenpersoon. De aanvraag gaat 5 juni op de bus richting (inmiddels) ASR. Daar wordt de wijziging doorgevoerd.

Bij ASR vangt de man bot”

Neef krijgt volle pond

Op de einddatum van de verzekering wordt de afkoopwaarde van de verzekering (€ 255.626) uitbetaald aan de neef. De verzekerde wordt daarvan op de hoogte gesteld. Maar die protesteert (weliswaar een jaar later): de verzekering zou slechts verpand zijn voor een bedrag van € 120.000. Hij dreigt met een rechtszaak als de tussenpersoon niet meewerkt. Het kantoor spreekt beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Bavam aan en die wijst aansprakelijkheid af. Ondertussen, het is dan 2012, wordt het assurantiekantoor geliquideerd. In 2015 gaat er een brief naar de Bavam waarin de verjaringstermijn met betrekking tot de claim wordt gestuit. Ondertussen speelt een ook een rechtszaak tussen de man en ASR rond de vraag of de wijzing van de begunstiging van de verzekering correct tot stand is gekomen. Zowel voor de rechter als het gerechtshof vangt de man bot.

Zonder toestemming gewijzigd

De man wil € 182.200 van het assurantiekantoor (althans de vereffenaar) omdat zonder zijn toestemming de naam van de begunstigde op de verzekering is veranderd in die van de neef en omdat het kantoor zonder zijn toestemming als zijn tussenpersoon is opgetreden. De aanvraag uit 2008 is wel door hem ondertekend, maar daarna is het pas verder ingevuld. De rechtbank geeft de verzekerde in een verstekvonnis van 6 september 2017 gelijk, maar het assurantiekantoor verzet zich daartegen. De zaak komt dus opnieuw voor de rechter en ditmaal wordt de eis afgewezen. De vordering is namelijk verjaard. Ook oordeelt de rechter dat het niet aannemelijk is dat in dit geval sprake is van valsheid in geschrifte bestaande in het door de tussenpersoon zelf invullen van het aanvraagformulier om ASR te bewegen tot een wijziging van de begunstiging van de verzekering.

Geen verjaring

De man beschuldigt het kantoor van valsheid in geschrifte. Daarvan heeft de rechtbank geoordeeld dat de claim is verjaard, maar het hof vindt van niet: de verjaringstermijn is twaalf jaar. De claim van de man is dat hij in mei 2008 op het assurantiekantoor een aanvulling op zijn bestaande levensverzekering wilde sluiten in de vorm van een nieuwe polis. Hij stelt dat de bestaande lijfrentepolis niet ter sprake is gekomen en alleen de laatste pagina van een aanvraagformulier voor een nieuwe levensverzekering heeft gezien en getekend. De medewerker heeft de overige gegevens ingevuld, inclusief het wijzigen van de begunstiging en het aanwijzen van een nieuwe tussenpersoon voor de bestaande levensverzekering.

Ook zonder vermelding op de polis was de neef al eerste begunstigde”

Handelen niet schadelijk

Maar het hof oordeelt dat de man daardoor geen schade kan hebben geleden. Hij heeft namelijk in 2003 al de neef als aanvaarde begunstigde aangewezen. In de zaak tussen de man en ASR is al door het hof in Arnhem overwogen dat dit (niet geclausuleerde of gepreciseerde) verzoek "mede in het licht van de bij Stad Rotterdam bekende wens van [de verzekerde] om de neef zekerheid te verschaffen voor een door hem verstrekte geldlening" redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan als een verzoek om de neef aan te wijzen als eerste begunstigde. Die wens leidt het hof af uit een eerder verzoek om de levensverzekering gedeeltelijk te verpanden aan de neef. Dat ging niet vanwege de lijfrenteclausule.

Het Haagse Hof sluit zich daarbij aan. De man kan niet aantonen dat zijn verzoek uit 2003 een ander oogmerk had. Dat hij datzelfde jaar bij Stad Rotterdam heeft bevestigd dat hijzelf als eerste begunstigde op de polis vermeld moest blijven, is niet genoeg. "[De verzekerde] liet zich bij het verzoek van 11 juni 2013 blijkens de brief immers bijstaan door Arenthals Grant Thornton. Gesteld noch gebleken is dat [de tussenpersoon] daarbij betrokken was. Bovendien geeft de brief van [de verzekerde] van 11 juni 2013, zoals hiervoor overwogen, geen blijk van die gestelde bedoeling." De neef was dus al onherroepelijk eerste begunstigde, ook vanwege een pandakte uit 2006. De nieuwe tussenpersoon kan daarom met het aanvraagformulier ASR niet hebben willen misleiden. "De neef was immers, ook zonder vermelding in de polis, al (onherroepelijk) eerste begunstigde."

Foutje van Stad Rotterdam

De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat het aanvraagformulier in 2008 tegen zijn wil is ingevuld. "Gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen gaat het hof ervan uit dat Stad Rotterdam op het polisblad in 2003 abusievelijk de neef als tweede (en niet als eerste) begunstigde heeft aangemerkt. [...] Het ligt daarom voor de hand dat het de bedoeling van [appellant] was om met het formulier van 23/29 mei 2008 de begunstiging van de verzekering alsnog juist in het polisblad te laten opnemen door daarin de neef als eerste begunstigde te vermelden. Dit had hij met de neef afgesproken [...]." Valsheid in geschrifte is evenmin aan de orde bij de aanwijzing van het nieuwe kantoor als tussenpersoon. "[De verzekerde] is immers zelf bij [de nieuwe tussenpersoon] langsgegaan, hoewel hij voor zijn levensverzekering al een tussenpersoon had."

Beroepsaansprakelijkheid

De claim met betrekking tot beroepsaansprakelijkheid is wel verjaard, oordeelt het hof. De man heeft daar pech dat de vereffenaar van het oude assurantiekantoor is gewijzigd en dat de vereffening in 2012 was geëindigd. "De vennootschap was daarmee opgehouden te bestaan. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar kon haar dus niet meer vertegenwoordigen en van een vereffenaar was geen sprake meer. Stuiting per brief of in het verzoekschrift aan het adres van [de oude tussenpersoon], van een vertegenwoordiger (zoals eventueel de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar) of van de vereffenaar was dus niet meer mogelijk." Alleen het betekenen van een exploot had mogelijkheden geboden, maar dat is niet gebeurd. De vereffening is in 2016 heropend, maar dan had de man binnen zes maanden daarna moeten stuiten. Het hof gaat nog wel inhoudelijk in op de beroepsaansprakelijkheidsclaim: die maakt geen kans omdat de man door het handelen van het kantoor geen schade heeft geleden, aangezien de bestaande rechtstoestand er niet mee veranderde.

Uitspraak: Gerechtshof Den Haag, 26 mei

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.