De rechtbank Rotterdam heeft vandaag het verzoek van de reder tot beperking van de aansprakelijkheid met betrekking tot het ongeluk met de olietanker Bow Jubail afgewezen. De olietanker kwam op 23 juni 2018 in aanvaring met een steiger in de Rotterdamse haven. Daardoor lekte olie uit het schip, waarbij vogels besmeurd raakten en ook omliggende schepen en haventerreinen moesten worden schoongemaakt.
Bunkerverdrag
De eigenaar van de Bow Jubail diende in september een verzoek in om zijn aansprakelijkheid voor hete voorval te mogen beperken op basis van het zogeheten Bunkerverdrag (Internationaal verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie). De rechtbank stelt echter in de afwijzing dat de eigenaar van de tanker onvoldoende heeft aangetoond dat het Bunkerverdrag van toepassing is en niet het CLC-verdrag uit 1992.
Dit oordeel van de Rotterdamse rechtbank is verzekeringstechnisch interessant. Heeft een tanker geen lading dan valt het namelijk onder het Bunkerverdrag dat een beperkte aansprakelijkheid kent tot € 17 mln. Is er wel lading aan boord dan is beroep mogelijk op het CLC-verdrag (Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie). Dat heeft Schadefonds IOPC als dekking. Dit fonds kan bedragen van meer dan € 100 mln uitkeren.