Voor zijn proefschrift over governance in de financiële sector onderzocht Mark Nelemans het interne en externe toezicht sinds het uitbreken van de financiële crisis. Hij zag hoe vanaf 2009 de Code Banken zijn intrede deed, hoe het tuchtrecht en de bankierseed kwamen. Nelemans noemt die maatregelen een soort geconditioneerde zelfregulering. “Ze hebben gestalte gekregen door de sector, maar die deed dat niet vrijblijvend. De overheid heeft ze geïnitieerd.”
Top-down regelgeving
In de jaren tussen 2012 en 2015 worden die gedragscodes steeds meer overgeheveld naar Nederlandse of Europese wet- en regelgeving. “Met name DNB en ook de AFM gaan dan een nieuwe invulling geven aan hun toezichtstaken. Er ontstaat een extra pijler in het toezicht, gericht op integriteit, geschiktheid en betrouwbaarheid.” Juist die zaken zou Nelemans graag weer teruggeven aan het interne toezicht van de banken, betoogt hij in zijn proefschrift. “Ik snap de overweging van de overheid om top-down regelgeving op te leggen. De volgende crisis moet worden voorkomen, de economie moet worden beschermd, de sector moet stabiel blijven. Maar ik trek wel in twijfel dat de regulering van gedrag en cultuur veel bijdraagt aan die stabiliteit en aan de langetermijndoelstellingen van financiële bedrijven.”
Scheidslijn
Zijn pleidooi voor meer zelfregulering stoelt Nelemans onder andere op onderzoek naar financieel toezicht sinds het begin van de 20ste eeuw. De ervaring leert, zegt hij, dat je het best een scheidslijn kunt aanbrengen tussen de dingen die te belangrijk zijn om aan een bank over te laten en de koers en strategie die een individuele instelling wil voeren. “Het beperken van de systeemrisico’s, voldoen aan kapitaaleisen en consumentenbescherming zijn te belangrijk, toezicht op zie thema’s moet je overlaten aan de overheid. Dat zijn wezenlijke normen voor het voortbestaan van de financiële sector. Die zou ik opnemen in een nieuw financieel deel van het Burgerlijk Wetboek. Dan kun je zeggen: dit is heldere wetgeving.”
Interne bedrijfsvoering
Aan de andere kant van die scheidslijn zet Nelemans zaken als personeelsbeleid (inclusief beloningen voor bestuurders) en productontwikkeling, in feite de interne bedrijfsvoering, de koers die een individuele speler in de financiële sector wenst te varen. “Banken moeten zelf de vrijheid hebben om hun strategie en interne cultuur in te richten.”
Onderlinge diversiteit
“Het heeft geen overtuigende juridische basis dat toezichthouders ook bemoeienis hebben met de interne bedrijfsvoering. Daarnaast zet ik vraagtekens bij de effectiviteit ervan. Ons omringende landen kennen geen toezicht op gedrag en cultuur”, vervolgt de jurist. Onderlinge diversiteit, een resultaat van de vrijheid een eigen koers te varen, noemt Nelemans bovendien essentieel voor de overlevingskansen. “Mocht er opnieuw een grote bank omvallen, dan zet dat de stabiliteit van alle banken onder druk. Vanuit stabiliteitsoogpunt is het wenselijk dat individuele instellingen van elkaar verschillen. Het vergroot hun kans een volgende crisis te doorstaan.”
Niet overreguleren
Is het reëel dat overheid en toezichthouders die gedragsteugels weer wat laten vieren? “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Ik denk dat die uitdrukking hier ook geldt”, zegt Nelemans. “Het heeft veel geld en tijd gekost om de sector in stabiel vaarwater te krijgen. Nationalisaties en kapitaalinjecties waren noodoperaties. In mijn optiek is het des te belangrijker het toezicht nu zo in te richten dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat zich opnieuw een crisis voordoet. Want de vraag is of de maatschappij, de economie en de EU op eenzelfde manier door een nieuwe financiële crisis kunnen komen.”
Eigen koers en strategie
Om dat veilig te stellen moet je in ieder geval niet gaan overreguleren, concludeert de onderzoeker. “Je moet bedrijven de ruimte geven een eigen koers en strategie te bepalen. Doe je dat niet, dan smoor je innovatie in de kiem. Dat zou een enorme fragiliteit creëren, terwijl je juist toekomstbestendigheid nodig hebt.”
Teruggedraaide salarisverhoging
De publicatie van zijn boek en de verdediging van zijn proefschrift kwamen op een moment dat hij het nationale sentiment niet mee had. De voorgestelde en weer teruggedraaide salarisverhoging van ING-topman Ralph Hamers was die dagen talk of the town. Nelemans: “Ik kon me goed vinden in de reactie die VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff gaf. Die zei: het is niet aan mij als politicus om te bepalen wat een privaat bedrijf aan loon mag betalen. Maar het feit dat het een bank is, maakt dat een lastiger gegeven. Dat vind ik ook. In principe laat je de beloning vrij, maar als er in de toekomst problemen ontstaan en een bank heeft staatssteun nodig, dan zou je alles boven een bepaalde norm moeten kunnen terugvorderen.”
Langetermijngezondheid
Die norm zou de balkenendenorm kunnen zijn, oppert Nelemans. “Het zou een maatregel zijn waarbij het eigenbelang van de persoon wordt gekoppeld aan het belang van de instelling. Ten tijde van de financiële crisis was die koppeling er niet. Het handelen van een bestuurder had toen grote invloed op de bank, maar zijn eigen beloning hing niet samen met de langetemijngezondheid van de instelling. In dit model van Dijkhoff moet een topman wel echt verantwoordelijkheid nemen.”