De haken en ogen aan de precontractuele informatieplicht bij consumptief krediet

Aan het tijdig verstrekken van de benodigde informatie bij het sluiten van een consumptief krediet zitten nog weleens wat haken en ogen, ondervond Interbank in twee recente rechtszaken. In principe is vijf dagen tevoren tijdig genoeg, mits het contract geen oneerlijk beding bevat. En dat was in één zaak wel het geval.

Een stel sluit in 2015 via DMF Krediet een persoonlijke lening van € 42.200 met een looptijd van 10 jaar. Maar de maandelijkse aflossing laat al spoedig op zich wachten. Na twee jaar stuurt Interbank een brief: het openstaande saldo van bijna € 38.000 moet direct worden terugbetaald. Dat heeft geen effect, waarna de zaak voor de rechter komt.

Onder druk getekend

De vrouw van het stel, dat inmiddels uit elkaar is, betoogt dat zij onder druk van haar ex-partner en zonder de inhoud daarvan te begrijpen de kredietovereenkomst heeft ondertekend. Ze spreekt gebrekkig Nederlands. Dat had InterBank moeten signaleren, zo luidt het verweer. Maar daar is de kantonrechter niet van onder de indruk: “Gedaagde heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat InterBank had moeten begrijpen dat het ondertekenen van de overeenkomst niet betekende dat gedaagde de overeenkomst wilde sluiten.”

Dat gedaagde heeft besloten direct de kredietovereenkomst aan te gaan, betekent niet dat de informatie niet tijdig is verstrekt”

Vijf werkdagen is tijdig genoeg

Wel toetst de rechter of Interbank aan de precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. Volgens de wet moet de kredietgever de consument geruime tijd voordat deze door de overeenkomst wordt gebonden de voorgeschreven precontractuele informatie verstrekken. Is er een bemiddelaar bij betrokken, dan rust de verplichting op die bemiddelaar. InterBank heeft daarvoor het Europese standaardformulier gebruikt en dat is getekend op dezelfde dag als waarop de kredietovereenkomst is gesloten. “In eerste instantie lijkt daarmee niet te zijn voldaan aan het criterium ‘geruime tijd’. Daar staat evenwel tegenover dat in het Europese standaardformulier bij de rubriek ‘De periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie is gebonden’ is vermeld: ‘De informatie is maximaal 5 werkdagen geldig vanaf 11-12-2015.’ Die vijf werkdagen beoordeelt de rechter als voldoende tijd voor de klant om de informatie tot zich te nemen. “Dat gedaagde na ontvangst van het standaardformulier heeft besloten direct de kredietovereenkomst met InterBank aan te gaan, betekent niet dat de informatie niet tijdig […] is verstrekt.”

Slechte taalbeheersing is eigen risico

De vrouw werpt nog tegen dat zij nooit met DMF contact heeft gehad en dat DMF dus niet zorgvuldig met de informatieplicht is omgegaan. Maar dat kan haar niet baten: “De omstandigheid dat gedaagde de overeenkomst heeft getekend zonder dat zij contact met DMF heeft gehad, komt voor haar eigen risico. Op DMF rustte geen verplichting gedaagde actief te benaderen.” DMF hoefde ook geen toelichting te geven op wat hoofdelijke aansprakelijkheid inhoudt. Dat heeft InterBank gedaan door in de kredietovereenkomst te vermelden dat bij meerdere kredietnemers ieder hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk is. “Hiermee is op voldoende en begrijpelijke wijze verduidelijkt wat hoofdelijke aansprakelijkheid inhoudt. De omstandigheid dat gedaagde desondanks vanwege haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal het voorgaande niet goed heeft begrepen en de overeenkomst toch zonder voorbehoud is aangegaan, komt voor haar eigen rekening en risico. Dit oordeel zou mogelijk anders luiden indien voor DMF kenbaar was geweest dat gedaagde onvoldoende begrip had van het Nederlands, maar zoals reeds overwogen, was dit hier niet het geval.”

Dat InterBank zich heeft bezondigd aan overkreditering, verwerpt de kantonrechter ook. Er is onder meer uitgegaan van inkomens, gezinssamenstelling, woonlasten, alimentatieverplichtingen, lopende leningen en overige lasten. Op basis daarvan is het maximale krediet berekend en dat was hoger dan het verstrekte bedrag. Er is geen onvolledige informatie ingewonnen en de VFN-gedragscode is gevolgd.
De vrouw moet dus de openstaande lening, inmiddels bijna € 40.000, terugbetalen.

Uitspraak: kantonrechter Zutphen, 16 september 2020

Tijdigheid afhankelijk van contractdatum

In een andere zaak heeft de klant de rechter wel aan zijn zijde, maar dat leidt niet tot een financieel beter resultaat. Daar heeft Interbank voor de rechter een openstaande lening van ruim € 10.000 opgeëist, eveneens vanwege een betalingsachterstand. Daar draait het ook om de informatieplicht: is er geruime tijd voor het aangaan van de overeenkomst informatie verstrekt? Interbank stelde in eerste instantie dat de kredietovereenkomst op 23 januari 2017 is gesloten, later is dat verschoven naar 10 maart.

De bank heeft eenzijdig een ontbindende voorwaarde bedongen”

Alleen voor de bank niet bindend: oneerlijk beding

Op de ondertekende overeenkomst is als contractdatum 23 januari vermeld, constateert de rechter. Maar die overeenkomst bevat een oneerlijk beding: “In de overeenkomst is […] weliswaar als standaard tekst opgenomen dat de getekende overeenkomst moet worden beschouwd als een kredietaanvraag, maar daaruit blijkt tevens dat eisende partij eenzijdig heeft bedongen dat de door gedaagde partij ondertekende overeenkomst alleen voor de bank zelf en afhankelijk van haar goedkeuring niet bindend is. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de bank eenzijdig een ontbindende voorwaarde heeft bedongen. Dit beding, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd nu het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.”

Uit het beding blijkt echter niet dat de klant na ondertekening van de overeenkomst nog niet gebonden is aan de overeenkomst, zoals Interbank stelt. “Juist het tegendeel blijkt uit de […] opzegging door gedaagde van zijn oude krediet bij ING, de door hem afgegeven incassomachtiging en de betalingsopdracht aan eisende partij om met dit krediet zijn lopende lening bij de ING af te betalen, alles op 23 januari 2017.”

Welkomstbrief deugde niet

De rechter veegt verder de vloer aan met de welkomstbrief die Interbank heeft gestuurd. “Die voldoet aan geen enkele van de contractuele informatieverplichtingen. De overgelegde precontractuele informatie was bovendien op 10 maart 2017 al niet meer geldig. Hoewel eisende partij bij akte stelt dat gedaagde partij vanaf 10 maart 2017 de mogelijkheid had om de overeenkomst te herroepen, licht zij dat verder niet toe en blijkt dat ook nergens uit.”

Er blijkt ook niet dat Interbank na 28 januari 2017, de datum waarop de geldigheid van de precontractuele informatie eindigt, en ruim voor 10 maart 2017 nogmaals aan zijn precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. “Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet het ervoor worden gehouden dat op 23 januari 2017 een kredietovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Voor zover er sprake was van een door eisende partij bedongen ontbindende voorwaarde, staat vast dat eisende partij deze niet heeft ingeroepen.” Hier stelt de rechter dat de precontractuele informatie via het standaardformulier op dezelfde datum als de overeenkomst aan gedaagde partij is verstrekt, zodat niet aan het vereiste van tijdige verstrekking is voldaan.

Tussenkomst bemiddelaar heeft geen belang

Interbank kan de bal ook niet bij de bemiddelaar neerleggen, vindt de rechtbank: “De enkele omstandigheid dat de onderhavige kredietovereenkomst tot stand is gekomen door tussenkomst van een kredietbemiddelaar ontslaat de kredietverstrekker, die handelt in de uitoefening van haar beroep op bedrijf, in beginsel niet van haar verplichting de wettelijke precontractuele informatie tijdig en toereikend aan gedaagde partij te verstrekken.”

Krediettoets dubieus

Daarnaast is de kredietwaardigheid van de klant pas op 8 maart getoetst: na het sluiten van de overeenkomst dus. Los daarvan blijkt dat de klant zelfs na storting van zijn salaris nog € 4.035 rood stond. “Voorts schrijft de kredietbemiddelaar dat gedaagde partij veel cash betaalt en er weinig transacties op de bankafschriften staan. Of gedaagde partij daarnaast nog andere schulden had is niet gesteld en de resultaten van de BKR-toets zijn niet overgelegd.” Daarmee is niet aannemelijk dat er een verantwoord krediet is verstrekt.

De kantonrechter vernietigt in een tussenuitspraak de kredietovereenkomst. Voordat wordt bepaald welk bedrag de klant per saldo moet terugbetalen (openstaande lening min de betaalde rente) moet Interbank een toelichting geven op de kredietwaardigheidstoets.

Uitspraak: kantonrechter Amsterdam, 6 juli 2020

Onderwerpen beheren

Mijn artikeloverzicht kan alleen gebruikt worden als je bent ingelogd.